4T - signaalwoorden - les 1

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Signaalwoorden

Wat zijn signaalwoorden?

Signaalwoorden

Wat geven signaalwoorden aan?

• geven het verband aan tussen zinnen en alinea's
• geven belangrijke informatie over de opbouw van de tekst.

7 categorieën signaalwoorden:

1. Bepalingen van tijd           5. Tegenstelling

2. Doel                                      6. Concluderen/samenvatten

3. Reden/uitleg/gevolg

4. Opsomming

Tip

• Signaalwoorden kun je uit je hoofd leren, zodat je ze niet meer op hoeft te zoeken tijdens het examen. Je weet dan meteen het verband van de zinnen/alinea's.

• Zoek altijd eerst naar signaalwoorden als er vragen worden gesteld over het verband tussen bijv. twee alinea's of twee tekstgedeeltes. 

plus que - meer dan

1. positieve woorden
2. negatieve woorden
3. voorbeeld
4. vergelijking

le préjugé - het vooroordeel

1. negatieve woorden
2. nadruk
3. voorbeeld
4. oorzaak

la cause - de oorzaak

1. oorzaak
2. positieve woorden
3. nadruk
4. vergelijking

!

1. nadruk
2. voorbeeld
3. positieve woorden
4. vergelijking

le plus important - het belangrijkste

1. nadruk
2. oorzaak
3. negatieve woorden
4. positieve woorden

ainsi - zo

1. nadruk
2. voorbeeld
3. oorzaak
4. positieve woorden

aussi ... que - even ... als

1. positieve woorden
2. voorbeeld
3. vergelijking
4. nadruk

comme - zoals

1. positieve woorden
2. negatieve woorden
3. nadruk
4. vergelijking

signaalwoorden -
functie?

Sleep de signaalwoorden naar het verband dat zij aangeven. 

Opsomming

Reden

Tegenstelling

Conclusie

car

mais

par contre

donc

en plus

au contraire

comme

ensuite

alors

d'abord

puis

parce que

bref

cependant

Exercice

Vertaal de zinnen, markeer het signaalwoord en geef het verband aan.

1. Finalement, j'ai décidé de rester à la maison.
2. Je dois travailler ce soir, c'est-à-dire que je ne peux pas aller au ciné avec toi.
3. À cause de la mauvaise économie, j'ai perdu mon emploi.
4. Je n'ai plus de fromage, par conséquent je dois aller au supermarché.
5. Il avait oublié son sac à dos, il avait aussi oublié son parapluie.
6. Viens m'aider au lieu de rester là à ne rien faire!
7. Bref, ce n'est pas possible.

Au travail

Oefen hier de signaalwoorden

https://quizlet.com/_8h6mjt?x=1jqt&i=1fpsze