Thema 4 Evolutie Herh B4 en B5 Onderzoek naar evolutie

Thema 4 Evolutie

dinsdag 13 december 2022
- herhaling B1
-B5 onderzoek naar evolutie
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 4 Evolutie

dinsdag 13 december 2022
- herhaling B1
-B5 onderzoek naar evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Wat is evolutie?
A
het veranderen van gedaante bij een organisme
B
ontwikkeling die een organisme tijdens zijn leven doormaakt
C
het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soorten
D
het groter worden van een populatie

Slide 2 - Quizvraag

Wanneer spreken we van een nieuwe soort?
A
wanneer organismen van elkaar geïsoleerd (gescheiden) raken
B
wanneer nakomelingen een ander fenotype (uiterlijk) hebben
C
organismen kunnen geen nakomelingen krijgen met voorouders
D
wanneer er een verandering is in de leefomgeving

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen onderdeel van de evolutietheorie?
A
veranderingen in genotype
B
Natuurlijke selectie
C
Ontstaan van nieuwe soorten
D
Verandering in fenotype

Slide 4 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met "Survival of the fittest"?
A
De best aangepaste organismen overleven
B
Als je te weinig sport ga je dood
C
De snelste organismen overleven
D
De best aangepaste organismen overleven en planten zich voort.

Slide 5 - Quizvraag

Onderzoeksmethoden
Evolutietheorie biedt een verklaring voor waarnemingen verkregen uit:

  1. Vergelijking van de bouw van organismen (anatomie)
  2. Biochemische analyses
  3. Fossielen (extra)

Slide 6 - Tekstslide

Doelen B5
- Je kent enkele onderzoeksmethoden naar verwantschap
- Je kunt verschillen en overeenkomsten herkennen tussen organen en orgaanstelsels van de mens en van verschillende diersoorten
- Je kunt een stamboom en een cladogram aflezen en construeren
Volgende  dia is een samenvatting! Bekijk hem thuis of na de les

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Zie Binas 94A

Slide 9 - Tekstslide

Waar begon het leven op aarde waarschijnlijk?
A
In de ruimte
B
In de lucht
C
In het water
D
Op het land

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Zijn de voorpoot van de krokodil en de vleugel van een mol homologe of analoge organen?
opdr 49. Zijn de voorpoot van de krokodil en de voorpoot van een mol homologe of analoge organen?
A
homoloog
B
analoog

Slide 19 - Quizvraag

De vleugel van een vleermuis en de vleugel van een vlieg zijn:
A
Homologe organen
B
Analoge organen

Slide 20 - Quizvraag

Samenvattend
- Homologe organen vertonen een overeenkomst in bouw die voortkomt uit een zelfde embryonale ontstaanswijze. 

- Verschillende functies zijn ontstaan als aanpassing aan een verschillend milieu. 

- Analoge organen hebben eenzelfde functie, maar een totaal verschillende bouw. Deze is ook niet terug te vinden in een gemeenschappelijke voorouder.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Rudimentaire organen
Als organen hun functie verloren hebben in de loop van de tijd, kunnen deze nog wel aangelegd worden, maar zich niet verder ontwikkelen: rudimentaire organen.

Deze hebben ook een gelijke embryonale ontstaanswijze en duiden dus ook op een gemeenschappelijke voorouder.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Biochemie
Argumenten die pas de laatste halve eeuw verzameld zijn:

- in alle cellen vindt mitose en meiose op dezelfde manier plaats
- Organismen worden uit dezelfde stoffen opgebouwd. Hoe groter de overeenkomst in stoffen, hoe groter de verwantschap.
- DNA van mensen wordt enkelstrengs gemaakt en ander DNA wordt toegevoegd. Mate van reageren wordt bepaald.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Afstamming mens

-De mens stamt niet af van de mensapen, we hebben wel een gemeenschappelijke voorouder. Van hieruit hebben de apen zich ontwikkeld en als aparte groep de mensen.


- Fossielen (versteende overblijfselen of afdrukken in gesteente) hebben veel geleerd over de ontwikkeling van de mens.


- Een belangrijke stap was het rechtop gaan lopen en koken van ons eten.

Slide 30 - Tekstslide

Cladogram/stamboom

Slide 31 - Tekstslide

In de afbeelding zie je een stamboom die de afstamming van verschillende groepen gewervelde dieren weergeeft
volgens de evolutietheorie.
Welke stelling is juist?
A
Beenvissen zijn eerder ontstaan dan haaien en roggen
B
Beenvissen stammen af van zoogdieren
C
Reptielen zijn meer verwant aan vogels dan aan zoogdieren
D
Alle 3 de stellingen zijn onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Fossielen
  • Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen in gesteenten.
  • Door paleontologie leveren deze veel informatie, zoals de ouderdom van het gesteente, hoe het fossiel behandeld moet worden.
  • Gidsfossielen zijn fossielen die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode en daardoor tijdsbepaling leveren.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Link

Trilobiet
Gidsfossiel voor het Cambrium

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Einde B5
Maken opdr 48, 50, 51
Klaar: maak de vragen die hierna in de lessonup staan en bekijk de extra uitlegfilmpjes.

Slide 41 - Tekstslide

Wat zijn indelingscriteria
A
Kenmerken waarop we letten bij het ordenen van organismen
B
Kenmerken om organische en anorganische stoffen in te delen
C
Eigenschappen die evolutie verklaren
D
Eisen waaraan een levend wezen moet voldoen

Slide 42 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van rangen bij het ordenen van organismen?
A
domein→rijk→soort→Klasse→orde→ familie→geslacht→stam
B
domein→rijk→stam→klasse→orde→ familie→geslacht→soort
C
domein→rijk→orde→klasse→stam→ familie→geslacht→soort
D
domein→rijk→klasse→stam→orde→ familie→geslacht→soort

Slide 43 - Quizvraag

Wat is waar over organische stoffen?
A
Ze kunnen uit alle atoomsoorten bestaan
B
Ze zijn afkomstig uit de levenloze natuur
C
Het zijn altijd kleine moleculen
D
Ze bevatten altijd 1 of meer koolstofatomen (c)

Slide 44 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van het evolueren van een soort?
A
Giraffen hebben door de eeuwen heen een langere nek gekregen
B
ijsberen hebben steeds lichtere vacht gekregen
C
kikkers zijn vanuit eitjes in kikkervisjes veranderd
D
berkenspanners (vlinders) hebben donkere vleugels gekregen

Slide 45 - Quizvraag

Waaraan herken je prokaryoten?
A
Ze zijn klein
B
Ze zijn heterotroof
C
Ze hebben geen celkern
D
Ze hebben geen celwand

Slide 46 - Quizvraag

Welke organismen behoren niet tot de eukaryoten?
A
Schimmels
B
Bacteriën
C
Dieren
D
Planten

Slide 47 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een stroming die evolutie en schepping probeert te combineren?
A
Degeneratie
B
Neodarwinisme
C
Naturalisme
D
Intelligent design

Slide 48 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met "Survival of the fittest"?
A
De best aangepaste organismen overleven
B
Als je te weinig sport ga je dood
C
De snelste organismen overleven
D
De best aangepaste organismen overleven en planten zich voort.

Slide 49 - Quizvraag

Slide 50 - Video

Slide 51 - Video

Kerstgala 15/12/2022 Dieka 20u

Slide 52 - Tekstslide