V5 Clase 11 periode 3

¡Bienvenidos a la clase!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a la clase!

Slide 1 - Tekstslide

los objetivos de hoy
- Practicar comprensión auditiva
- Corregir deberes
- Terminar la gramática de la unidad 6: sintaxis (woordvolgorde) + preposiciones (voorzetsels)

Slide 2 - Tekstslide

Ejercicio 6 pág 96

Slide 3 - Tekstslide

Deberes
Ejercicio 7a
1 als
2 maar
3 daarom
4 bovendien
5 omdat
6 daarom
7 als
8 uiteindelijk



Ejercicio 7b
Toevoeging of opsomming:  además
Reden:     como
Gevolg:     por tanto, porque
Tegenstelling:    pero
Voorwaarde:    si
Doel:     -
Conclusie / Opsomming:   al final
Temporeel (tijd):    -

Slide 4 - Tekstslide

Respuestas
12b
  1. Sí, los he visto.
  2. Sí, mañana voy a recogerla.
  3. Sí, me va a darlos. / Sí, me los va a dar.
  4. Sí, las he visto.
  5. Sí, puedo explicaros dónde podéis comprarlo. / Sí, os puedo explicar dónde lo podéis comprar  OF: Sí, puedo explicaros dónde lo podéis comprar. / Sí, os puedo explicar dónde podéis comprarlo. 



Slide 5 - Tekstslide

Welke regels ken je met betrekking tot woordvolgorde in het Spaans?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Woordvolgorde in het Spaans
- Iedere zin heeft een vervoegd werkwoord
- Alle werkwoorden van de zin staan bij elkaar

  • Como.
  • He comido arroz con leche.
  • Mañana, con mis amigos, voy a comer un bocadillo en el parque.

Slide 8 - Tekstslide

Woordvolgorde in het Spaans
- Ontkenning + persoonlijk voornaamwoord + persoonsvorm

  • No me he duchado hoy.
  • ¡No me lo puedo creer!

Slide 9 - Tekstslide

a - viajar - no - en - Emilio - quiere - Perú - avión

Slide 10 - Open vraag

no - idea - parece - te - buena - una

Slide 11 - Open vraag

Tema 2: las preposiciones

Slide 12 - Tekstslide

Preposiciones en español

Slide 13 - Woordweb

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

¿Cuál es la diferencia?
Voy a España / Estoy en España/ Soy de España

Slide 16 - Open vraag

La clase empieza ____ las 11.00.
A
a
B
en
C
de
D
-

Slide 17 - Quizvraag

Normalmente, hace sol ___ julio.
A
a
B
en
C
de
D
-

Slide 18 - Quizvraag

  • acordarse de (una cosa)
  • estar content@ de (algo)
  • hablar de (un tema)
  • ser de (un país)
  • estar en (un lugar)
  • llegar a (un lugar)
  • jugar a (un deporte)
  • zich (iets) herinneren
  • tevreden zijn over (iets)
  • praten over (onderwerp)
  • komen uit (een land)
  • zich bevinden in (plaats)
  • aankomen in (plaats)
  • (een sport) spelen

Slide 19 - Tekstslide

  • ocuparse de
  • convertirse en
  • ser (in)capaz de
  • depender de
  • caracterizarse por
  • zich bezighouden met
  • veranderen in, worden
  • (niet) in staat zijn om
  • afhangen van
  • zich kenmerken door

Slide 20 - Tekstslide

¡A practicar!
Paso Adelante unidad 6 werkboek B ejercicios 13, 14, 28b + c, 29 y 30

Deberes para el lunes 27 de marzo

Slide 21 - Tekstslide