Hardy Weinberg oefenles 2

Hardy - Weinberg
Oefenen met het rekenwerk binnen de populatiegenetica
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4,6

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hardy - Weinberg
Oefenen met het rekenwerk binnen de populatiegenetica

Slide 1 - Tekstslide

Hardy Weinberg formule 1
Ik noem de allelfrequentie van het 
dominantie allel p.
Ik noem de allelfrequentie van het
recessieve allel q.

Dan is p + q = 1.

Slide 2 - Tekstslide

Hardy Weinberg formule 2
genotypefrequentie AA is p2
genotypefrequentie Aa is 2pq
genotypefrequentie aa is q2

Dan is  p2 + 2pq +  q2 = 1



Slide 3 - Tekstslide

Hardy Weinberg evenwicht
Als er in een populatie géén sprake is van geneflow, genetic drift en natuurlijke selectie of mutaties dan blijven de allelfrequentie en genotypefrequenties over de generaties hetzelfde.

Kijk maar.....



Slide 4 - Tekstslide

Hardy Weinberg evenwicht
Stel er is een populatie van 50 katten.
Dat betekent dus dat de genenvoorraad voor elk gen uit 100 allelen bestaat, want de katten hebben van elk gen 2 allelen.
De haarkleur van een kat wordt bepaald door gen A met 

A: zwart haar, a: wit haar





Slide 5 - Tekstslide

Hardy Weinberg evenwicht
Van alle allelen in de populatie is 20% allel voor wit haar

De allelfrequentie voor a is dan 0,2

De allelfrequentie voor A is dan 1 - 0,2= 0,8

(want p+q=1)




Slide 6 - Tekstslide

Hardy Weinberg evenwicht
Volgende generatie

Slide 7 - Tekstslide

Hardy Weinberg evenwicht
De nieuwe generatie bestaat dus uit:
64% met AA, 32% met Aa, 4% met aa

Deze hebben de volgende allelen:
A met een frequentie van: 0,64 + ½ x 0,32 = 0,8
a met de frequentie van: 0,04 + ½ x 0,32 = 0,2
Gelijk aan de vorige generatie!




Slide 8 - Tekstslide

Gebruik wet Hardy-Weinberg
  • Berekenen allelfrequenties vanuit genotype frequenties en andersom
  • Aantonen of een populatie voldoet aan de wet of niet door te kijken of de allelfrequentie verandert per generatie

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 1
In een populatie worden 50 katten geteld, 2 hebben witte haren, 48 hebben zwarte haren. Het allel voor witte haren is recessief.

(1) Bereken de allelfrequentie van A en voor a

(2) Welk deel van de zwartharige katten is heterozygoot?

Slide 10 - Tekstslide

(1) Bereken de allelfrequentie van A en voor a
genotypefrequentie van aa = 4% of 0,04
Dus q2 is 0,04
Dus q = 0,2 (dit is de allelfrequentie van a)
Als q = 0,2 en p + q = 1 
dan is p = 0,8 (dit is de allelfrequentie van A)

(1) Antwoord: Allelfrequentie A = 0,8 en a = 0,2

Slide 11 - Tekstslide

(2) Welk deel van de zwartharige katten is heterozygoot?
Zwartharige katten zijn AA of Aa.
Genotypefrequentie van AA is 0,8 * 0,8 = 0,64
Genotypefrequentie van Aa is 2 * 0,8 * 0,2 = 0,32
Totaal 0,96 waarvan 0,32 heterozygoot.

0,32 / 0,96 * 100% = 33% van de zwartharige katten is heterozygoot

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 1
Een populatie van 10.000 individuen voldoet wat betreft de onderlinge voortplanting aan de voorwaarden, genoemd in de wet van Hardy-Weinberg. Van deze populatie is
bekend dat 169 individuen homozygoot dominant zijn.

Wat is de frequentie van het recessieve allel in deze populatie?

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 1:
Van deze populatie is bekend dat 169 individuen homozygoot dominant zijn.
Wat is de frequentie van het recessieve allel in deze populatie?

Slide 15 - Open vraag

Vraag 2: Van deze populatie is bekend dat 169 individuen homozygoot dominant zijn.
Hoeveel individuen hebben het recessieve kenmerk (fenotype)?

Slide 16 - Open vraag

Vraag 2
In een grote populatie blijkt, dat 90% van de allelen dominant R zijn. Het andere allel is de (recessieve) r. 

Hoeveel personen in een steekproef van 40 personen zullen naar verwachting resuspositief (het dominante fenotype) zijn?

Slide 17 - Tekstslide

In een grote populatie blijkt, dat 90% van de allelen dominant R zijn. Het andere allel is de (recessieve) r.

Hoeveel personen in een steekproef van 40 personen zullen naar verwachting resuspositief (het dominante fenotype) zijn?

Slide 18 - Open vraag

Vraag 3
Behalve de ABO–bloedgroepen zijn er bij de mens ook andere bloedgroepensystemen. De MN–bloedgroepen komen tot stand door de allelen LM en LN. Een groep van 208 bedoeïenen in de woestijn van Syrië werd getest op de aanwezigheid van de M en N antigenen. Bloedgroep M (LMLM) werd gevonden bij 119 mensen, MN (LMLN) bij 76 mensen en N (LNLN) bij 13 mensen.
Bereken de allelfrequentie voor LM en voor LN.

Slide 19 - Tekstslide

Hint
208 mensen -> 416 allelen

Slide 20 - Tekstslide

Antwoord vraag 3

Slide 21 - Open vraag

Vraag 4
Bij mannen is het gen voor een bepaalde vorm van kaalheid dominant en niet X-chromosomaal. Bij vrouwen worden alleen individuen die homozygoot zijn voor deze vorm van kaalheid, min of meer kaal op latere leeftijd. In een steekproef van 10.000 mannen uit een populatie die in Hardy Weinberg evenwicht is, hebben 7225 mannen het genotype waardoor ze niet kaal zullen worden. Kaalheid op jeugdige leeftijd heeft geen invloed op huwelijks of voortplantingskansen.
Bereken voor een vergelijkbare steekproef van 10.000 vrouwen uit deze populatie het aantal vrouwen dat helemaal niet kaal zal worden.

Slide 22 - Tekstslide

Hint
7225 / 10000 zijn homozygoot recessief (aa)

Slide 23 - Tekstslide

Antwoord vraag 4

Slide 24 - Open vraag

Vraag 5
In een maispopulatie vinden we lange maisplanten en dwergmaisplanten. Dwergmais is homozygoot voor de stengellengte en heeft het genotype dd. De frequentie van het recessieve allel d is 0,2. De populatie is in (Hardy Weinberg) evenwicht met betrekking tot dit gen. Twee willekeurige lange maisplanten uit deze populatie worden gekruist.
Bereken de kans dat de eerste nakomeling die ontstaat uit deze kruising, een dwergmaisplant is. Geef je antwoord in de vorm van een breuk.

Slide 25 - Tekstslide

Hint
dd = dwergmais
q=0,2
p=0,8

Slide 26 - Tekstslide

Antwoord vraag 5

Slide 27 - Open vraag

Het oplossen van Hardy-Weinberg vraagstukken vind ik
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll