In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Bloemen, vruchten, zaden.
Slide 1 - Tekstslide
Deel A
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn.
Slide 2 - Tekstslide
Een stamper is een vrouwelijk voortplantingsorgaan van een bloem.
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Bij veel windbloemen steken de helmknoppen buiten de bloem uit.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Insectenbloemen maken meer stuifmeelkorrels dan windbloemen.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Nummer 3 geeft een mannelijk voortplantingsorgaan aan.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Op de plaatsen 1 en 2 kunnen zich stuifmeelkorrels bevinden.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Op plaats 3 kan bevruchting plaatsvinden.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Uit een vruchtbeginsel ontstaat een bevruchte eicel.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Een zaad bevat reservevoedsel voor een kiemplantje.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Is deel 3 groen of opvallend gekleurd?
A
groen gekleurd
B
opvallend gekleurd
Slide 11 - Quizvraag
Is deze bloem een windbloem of een insectenbloem?
A
windbloem
B
insectenbloem
Slide 12 - Quizvraag
Wordt in deze bloem nectar gemaakt?
A
ja
B
nee
Slide 13 - Quizvraag
Bij welke bloemen zijn de stempels het grootst, bij windbloemen of bij insectenbloemen?
A
windbloemen
B
insectenbloemen
Slide 14 - Quizvraag
Deel B
Beantwoord de volgende meerkeuzevragen.
Kies steeds het beste antwoord.
Slide 15 - Tekstslide
In welke delen van bloemen komen zaadbeginsels voor?
A
alleen in de helmdraden
B
alleen in de helmhokjes
C
alleen in de vruchtbeginsels
D
in de meeldraden en in de stampers
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de functie van deel P in de afbeelding?
A
Het vormen
van eicellen.
B
Het vormen van stuifmeelkorrels.
C
Het aanlokken
van insecten.
D
Het beschermen van
de bloem in de knop.
Slide 17 - Quizvraag
Is deel P in de afbeelding opvallend gekleurd? En deel Q?
A
Alleen deel P is opvallend gekleurd.
B
Alleen deel Q is opvallend gekleurd.
C
Deel P en deel Q zijn beide opvallend gekleurd.
D
Geen van beide delen is opvallend gekleurd.
Slide 18 - Quizvraag
In de afbeelding gaat stuifmeel van de ene bloem naar de andere bloem. Bij welke pijl(en) is er sprake van bestuiving?
A
1, 2 en 3
B
1 en 2
C
alleen 1
D
2 en 3
Slide 19 - Quizvraag
Welke bloem is (of welke bloemen zijn) windbloem(en) in de afbeelding?
A
alleen bloem 3
B
alleen bloemen 1 en 2
C
alle drie de bloemen
D
geen van de drie bloemen
Slide 20 - Quizvraag
In de afbeelding is een deel van een bloem schematisch getekend.
Kan er in deze bloem bestuiving hebben plaatsgevonden? En kan er bevruchting hebben plaatsgevonden?
A
bestuiving en bevruchting
B
alleen bestuiving
C
alleen bevruchting
D
geen van beide
Slide 21 - Quizvraag
Bij welke bloemen zijn de kroonbladeren meestal groen?
A
Alleen bij insectenbloemen.
B
Alleen bij windbloemen.
C
Zowel bij insectenbloemen als windbloemen.
Slide 22 - Quizvraag
Drie gebeurtenissen zijn: 1 De top van een stuifmeelbuis barst open. 2 Er vindt bestuiving plaats. 3 Er groeit een stuifmeelbuis uit een stuifmeelkorrel. Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen?
A
1-2-3
B
2-1-3
C
2-3-1
D
3-1-2
Slide 23 - Quizvraag
Een bepaalde bloem bevat veel zaadbeginsels. In een van de zaadbeginsels bevindt zich een bevruchte eicel.
Heeft in deze bloem bestuiving plaatsgevonden? En heeft in deze bloem bevruchting plaatsgevonden?
A
zowel bestuiving als bevruchting
B
alleen bestuiving
C
alleen bevruchting
D
geen bestuiving en geen bevruchting
Slide 24 - Quizvraag
Een bepaalde bloem bevat veel zaadbeginsels. In een van de zaadbeginsels bevindt zich een bevruchte eicel.
Wat ontstaat er uit de bevruchte eicel?
A
een kiem
B
een vrucht
C
een zaad
Slide 25 - Quizvraag
In de afbeelding is een doorgesneden paprika getekend.
Is bij de vorming van deze paprika slechts één stuifmeelkorrel betrokken geweest of zijn er meerdere stuifmeelkorrels bij betrokken geweest? En is bij de vorming van deze paprika slechts één zaadbeginsel betrokken geweest of zijn er meerdere zaadbeginsels bij betrokken geweest?
A
Eén stuifmeelkorrel en één zaadbeginsel.
B
Eén stuifmeelkorrel en meerdere zaadbeginsels.
C
Meerdere stuifmeelkorrels en één zaadbeginsel.
D
Meerdere stuifmeelkorrels en meerdere zaadbeginsels.
Slide 26 - Quizvraag
In de afbeelding is een doorsnede van een appel getekend. Uit welk deel (of uit welke delen) van een bloem is deel Q ontstaan?
A
Uit de bloemsteel.
B
Uit de kelkbladeren en de meeldraden.
C
Uit een vruchtbeginsel.
D
Uit een zaadbeginsel.
Slide 27 - Quizvraag
In de afbeelding is een kers getekend. Bevat deze kers een of meer kiemen?
A
Nee, deze kers bevat
geen kiemen.
B
Ja, deze kers bevat één kiem.
C
Ja, deze kers bevat
meer dan één kiem.
Slide 28 - Quizvraag
Hoe worden de zaden van een kersenboom verspreid?
A
Door de plant zelf.
B
Door de wind.
C
Door dieren.
Slide 29 - Quizvraag
In de afbeelding is een tak van een naaldboom getekend. Aan de tak hangt een kegel met zaden. Daarnaast zijn enkele zaden vergroot weergegeven.
Hoe worden de zaden van deze naaldboom verspreid?
A
Door de plant zelf.
B
Door de wind.
C
Door dieren.
Slide 30 - Quizvraag
In de afbeelding is een vrucht van de gele morgenster getekend.
Hoe worden de zaden van deze plant verspreid?
A
Door de plant zelf.
B
Door de wind.
C
Door dieren.
Slide 31 - Quizvraag
Bruine bonen, sperziebonen en tomaten zijn groenten die worden gegeten.
Bij welke van deze groenten eet je de vruchten van een plant?
A
Alleen bij tomaten.
B
Alleen bij bruine bonen en sperziebonen.
C
Alleen bij sperziebonen en tomaten.
D
Bij bruine bonen, sperziebonen en tomaten.
Slide 32 - Quizvraag
In de afbeelding is een plant getekend. Wat geeft P aan?
A
Een stek.
B
Een uitloper.
C
Een wortel.
D
Een wortelstok.
Slide 33 - Quizvraag
In de afbeelding zijn twee manieren van voortplanting bij verschillende planten getekend.
Welke van deze tekeningen geeft (geven) een manier van ongeslachtelijke voortplanting weer?
A
Alleen tekening 1.
B
Alleen tekening 2.
C
Zowel tekening 1 als tekening 2.
D
Geen van beide
tekeningen.
Slide 34 - Quizvraag
Aardappelplanten hebben onder de grond verdikte stengels, waarin reservevoedsel wordt opgeslagen. Hiermee kunnen de aardappelplanten zich ook voortplanten.
Hoe noemen we zulke verdikte stengels?
A
knollen
B
bollen
C
uitlopers
D
wortelstokken
Slide 35 - Quizvraag
In de afbeelding is een bloem schematisch getekend. Twee leerlingen doen over deze bloem een uitspraak. Arjen zegt dat deze bloem mannelijk is. Bart zegt dat deze bloem tweeslachtig is.
Wie heeft (hebben) gelijk?
A
Alleen Arjen.
B
Alleen Bart.
C
Arjen en Bart.
D
Geen van beiden.
Slide 36 - Quizvraag
In de afbeelding is een plant met twee bloemen schematisch getekend. De pijlen geven manieren aan waarop bestuiving kan plaatsvinden. Bij welke van de pijlen is er sprake van kruisbestuiving?
A
Alleen bij pijl 1.
B
Alleen bij pijl 2.
C
Zowel bij pijl 1 als bij pijl 2.
D
Bij geen van beide pijlen.
Slide 37 - Quizvraag
Kunnen aan een plant met alleen mannelijke bloemen vruchten voorkomen? En aan een plant met alleen vrouwelijke bloemen vruchten voorkomen?
A
Alleen aan een plant met alleen mannelijke bloemen.
B
Alleen aan een plant met alleen vrouwelijke bloemen.
C
Zowel aan een plant met alleen mannelijke bloemen als aan een plant met alleen vrouwelijke bloemen.