Woordenschat hoofdstuk 3

Welkom

Woordenschat
School- en vaktaalwoorden
Nederlands
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 4 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Woordenschat
School- en vaktaalwoorden
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Uitleg lesdoelen en werkwijze.
  • Eigen verwerking (keuzemenu).
  • Klassikale afsluiting (Quizlet live). 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ken je minimaal 15 de schooltaal- en themawoorden van hoofdstuk 3.

  • kun je de betekenis van minimaal 10 schooltaal- en themawoorden van hoofdstuk 3 (in eigen woorden) noteren.

  • kun je met minimaal 5 schooltaal- en themawoorden van hoofdstuk 3 zinnen maken waaruit de betekenis van de woorden blijkt. 
  1. garantie (de)
  2. isoleren
  3. betreffen
  4. beweren
  5. effect (het)
  6. exact
  7. nagenoeg
  8. doelstelling (de)
  9. variëren
  10. aangezien
  11. aanvankelijk
  12. concluderen
  13. teweegbrengen (iets)
  14. afzonderlijk
  15. betrekkelijk
  16. actueel
  17. bizar
  18. conflict (het)
  19. amusement (het)
  20. ingetogen
  21. journalist (de)
  22. medium (het)
  23. nieuwsgaring (de)
  24. persbureau (het)
  25. publiceren
  26. reanimeren
  27. regulier
  28. sensationeel
  29. absurd
  30. alternatief (het)
  31. aspect (het)
  32. campagne (de)
  33. door het lint gaan
  34. gigantisch
  35. iets met een korreltje zout nemen
  36. nieuwswaarde (de)
  37. niveau (het)
  38. op het verkeerde been zetten
  39. potentieel
  40. raadzaam
  41. stimuleren
  42. variant (de)
  43. vernuftig

Slide 3 - Tekstslide

Woordbeeld
  • Zoek een plaatje/symbool bij de (moeilijke) woorden.

  • Of maak een tekening.

  • Probeer al je zintuigen te gebruiken, dan onthoud jij het beter.

Slide 4 - Tekstslide

Overhoren
  • Leer de woordjes en laat een klasgenoot, broer/zus of vader/moeder overhoren

  • Leer twee kanten op. 

  • Laat de ander de betekenissen die je niet kent uitleggen

Slide 5 - Tekstslide

Opschrijven
  • Schrijf de verschillende woorden op.

  • Schrijf daarna achter de woorden de betekenis op

  • Je onthoudt de woorden zo beter.

  • Verzin zelf zinnen waarin je het woord gebruikt. 

Slide 6 - Tekstslide

Flashcards
  • Schrijf op de ene kant het woord.
  • Schrijf op de andere kant de betekenis.
  • Check of jij de woorden kent (leg de woorden die je goed hebt op een stapel en de woorden die je nog niet goed hebt op een andere). 
  • Herhaal de woorden die je nog niet kent tot je ze op de stapel bekende woorden kunt leggen.

Slide 7 - Tekstslide

Digitale leermiddelen
  • Digitaal kan je ook goed woordjes of begrippen leren.
  • Quizlet
  • Study Go

  • Heel belangrijk bij het leren is herhaling en het leerwerk in kleine stukjes verdelen. 

Slide 8 - Tekstslide


Ik ga de komende 25 minuten op de volgende manier aan de slag met de woordenschat...
bij de woorden een beeld (plaatje) zoeken.
samen met een klasgenoot de woorden overhoren.
zelf zinnen maken met de woorden.
flashcards maken voor de woorden.
via Quizlet/Study Go de woorden leren.
samen met meneer De Vries de betekenis van de woorden achterhalen (verschillende oefeningen).
zelf de betekenis van de woorden achterhalen en noteren.

Slide 9 - Poll

Slide 10 - Tekstslide

Van hoeveel nieuwe woorden uit de lijst heb je de betekenis geleerd?
043

Slide 11 - Poll

Met hoeveel woorden uit de lijst kan je nu goede zinnen maken?
048

Slide 12 - Poll

Maak met 3 woorden die je geleerd hebt een zin waaruit de betekenis blijkt.

Slide 13 - Open vraag