Lezen 1 signaalwoorden en tekstverbanden

24 februari
Lesopening: signaalwoorden en tekstverbanden
Terugblik: wat zijn tekstverbanden?
Instructie: verschillende tekstverbanden
Begeleid inoefenen: opdrachten in lessonup
Zelfstandig werken: opdracht 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

24 februari
Lesopening: signaalwoorden en tekstverbanden
Terugblik: wat zijn tekstverbanden?
Instructie: verschillende tekstverbanden
Begeleid inoefenen: opdrachten in lessonup
Zelfstandig werken: opdracht 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
We herhalen de tekstdoelen en signaalwoorden 

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Wat is een tekstverband?

Wat is een signaalwoord?

Wat is een verwijswoord?

Slide 3 - Tekstslide

Instructie
Opsomming
Tegenstelling
Voorbeeld (toelichting)
Tijdsvolgorde
Oorzaak-gevolg
Voorwaarde

Slide 4 - Tekstslide

Opsomming
Een opsomming herken je aan signaalwoorden zoals: 
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, bovendien, tevens, daarnaast, ten slotte, en. 

Je kunt een opsomming ook herkennen aan opsommingstekens, zoals een dubbele punt (:), liggende streepjes (-), getallen (1, 2, 3) of ‘dots’ (•)

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld - opsomming
Voor een cake heb je nodig: bloem, boter, suiker, een ei en bakpoeder.

Slide 6 - Tekstslide

Tegenstelling
Een tegenstelling herken je aan signaalwoorden zoals: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant … aan de andere kant, daarentegen.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld - tegenstelling
Veel jongeren willen graag in de vakantie wat bijverdienen, maar niet elke klus is aantrekkelijk of levert genoeg geld op.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld/toelichting
Een voorbeeld (toelichting) herken je aan signaalwoorden zoals: bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere, ter illustratie. 
Een voorbeeld of toelichting volgt vaak na een algemene uitspraak.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld
Je kunt afspraken voor een reis laten vastleggen in een reisovereenkomst. Denk aan het aantal excursies dat je per week wilt doen.

Slide 10 - Tekstslide

Tijdsvolgorde
Een tijdsvolgorde (chronologie) herken je aan signaalwoorden zoals:
vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld - tijdsvolgorde
Eerst bereikten de Nederlandse voetbalvrouwen de kwartfinale, daarna gingen ze door naar de halve finale en vervolgens wisten ze de finale te winnen!

Slide 12 - Tekstslide

Oorzaak-gevolg
Een oorzaak – gevolg herken je aan signaalwoorden zoals: daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld - oorzaak/gevolg
Doordat Ilse een enge film had gekeken, durfde ze niet meer in het donker te fietsen.

Oorzaak: een enge film kijken.
Gevolg: niet meer in het donker durven fietsen.


Slide 14 - Tekstslide

Voorwaarde
Een voorwaarde herken je aan signaalwoorden zoals: 
als … (dan), indien, tenzij, mits.

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld - voorwaarde
Als Jasper anders en beter gaat leren, dan gaat hij dit jaar nog over.

Jasper móét dus anders en beter gaan leren als hij dit jaar nog over wil gaan. 
De voorwaarde is dus: anders en beter gaan leren.

Slide 16 - Tekstslide


 Welk woord hoort op het stippellijntje?
 In een tekst zijn er ...... tussen woorden,  
 zinnen en alinea’s.
 

 Vraag 1 van 9
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels

Slide 17 - Quizvraag


 Hoe noem je woorden die wijzen op een 
 verband tussen zinnen of alinea’s?
 Vraag 2 van 9
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen

Slide 18 - Quizvraag


 Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
 Vraag 3 van 9
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden

Slide 19 - Quizvraag


 Wat is een voorbeeld van een  
 tekstverband?
 Vraag 4 van 9
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 20 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
 Vraag 5 van 9
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 21 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
 Vraag 6 van 9
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 22 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
 Vraag 7 van 9
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 23 - Quizvraag


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
 Vraag 8 van 9
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 24 - Quizvraag


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
 Vraag 9 van 9
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 25 - Quizvraag

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 26 - Sleepvraag

Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 27 - Sleepvraag

Zelfstandig werken
Maak opdracht 6

Slide 28 - Tekstslide