Examentraining deel 2

Examentraining deel 2
Wat gaan we doen?
Rekenvragen herhalen
Uitleg 
Oefenvragen 
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Examentraining deel 2
Wat gaan we doen?
Rekenvragen herhalen
Uitleg 
Oefenvragen 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken ik een procentuele verandering?
A
(Nieuw-oud)/oud*100%
B
(oud-nieuw)/ nieuw*100%
C
(nieuw-oud)/nieuw*100%
D
(nieuw-oud)/oud

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat laat je met een indexcijfer zien?
A
Een procentuele verandering ten opzichte van het volgende jaar
B
Een procentuele verandering ten opzichte van het basisjaar
C
Een procentuele verandering ten opzichte van het vorige jaar
D
Een procentuele verandering ten opzichte van het grondjaar

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Patatprijs
2020 €3,10 indexcijfer 100
2021 €3,60 indexcijfer ?
Bereken het indexcijfer van 2021
1 decimaal achter de komma en alleen het antwoord invullen

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel procent is € 48,- van € 768,-?
twee decimalen achter de komma en alleen het antwoord invullen met %

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel procent van het inkomen verdient de armste 40% van de bevolking?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De werkloosheid in Nederland was in 2019 430.000. In 2020 is het gestegen naar 515.000 werklozen. Met hoeveel procent is de werkloosheid gestegen?
Alleen het antwoord, één decimaal achter de komma en het % teken

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De gemiddelde prijs van een woning is €219.000. Drie maanden geleden was dat €224.000. Met hoeveel procent is de prijs gedaald?
Alleen het antwoord met 1decimaal achter de komma en met - en %.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verschuiving aanbodlijn naar links of rechts
Naar rechts (= bij elke prijs meer aanbod) Bijvoorbeeld doordat de kostprijs van een fiets daalt (oftewel het wordt goedkoper om een fiets te produceren). Nu kan een fietsenfabriek er dus meer winst mee maken (voor dezelfde verkoopprijzen) en gaan ze meer aanbieden.
Naar links (= bij elke prijs minder aanbod) Bijvoorbeeld doordat er oorlog is in Oekraïne wordt er minder gas vanuit Rusland aangeboden. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een nieuw evenwicht
Als er meer aanbod komt, verschuift 
de aanbodlijn naar rechts.
Er ontstaat een nieuwe evenwichtsprijs 
(€ 1,40) 
en een nieuwe evenwichtshoeveelheid
 (6.000 stuks).

De omzet op de markt wordt
  6.000 x € 1,40 = € 8.400.

Bij elke verandering van de vraag en/of het aanbod, ontstaat een nieuw evenwicht.



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige rente (spaardeposito)
                                                                     (Of € 480 : 100 x 3) x 1 
                                                                     (Of € 480 : 100 x 3) x 3
                                                                     (Of € 480 : 100 x 3) : 12

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samengestelde rente (spaarrekening)

De groeifactor berekenen bij samengestelde rente




Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde rente
Samengestelde rente
Samengestelde rente

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat levert je meer op:
enkelvoudig of samengestelde rente?
A
Enkelvoudige rente
B
Samengestelde rente

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde rente:
Je hebt € 1.000 op je spaarrekening staan. Hoeveel rente ontvang je in 3 jaar met een samengestelde rente van 3%?
A
€ 82,71
B
€ 87,43
C
€ 92,73
D
€ 95,85

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Belastingstelsel
Belastingstelsel = Alle belastingen bij elkaar inclusief alle regels die daarbij horen.

Er zijn drie soorten belastingstelsels:
  1. Proportioneel
  2. Degressief
  3. Progressief

Slide 16 - Tekstslide

Leg uit wat het begrip belastingstelsel inhoudt. Met alle belastingen bij elkaar/regels wordt o.a. bedoeld loonbelastingen, inkomstenbelasting, BTW etc. Wat net is besproken. 

Benoem alvast dat er drie verschillende belastingstelsel zijn en dat ze hierna apart worden toegelicht.
Progressieve belastingstelsel
De loonbelasting in Nederland is volgens het progressieve belastingstelsel.

Progressieve belastingstelsel= hoe meer je verdient, hoe meer je PROCENTUEEL gezien belasting moet betalen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

progressief belastingstelsel

progressief belastingstelsel
mensen met een hoger inkomen betalen in verhouding meer belasting

proportioneel belastingstelsel
iedereen betaalt een even hoog percentage belasting






Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BOX 1

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

STAP 1: Box 1 (formule belastbaar inkomen)
  1.  Inkomsten (loon)                                          €
  2.  Eigenwoning forfait                                    €                                       +
  3.  Bijtelling auto van de zaak                       €                                       +
  4.  Betaalde Hypotheekrente                        €                                       -
  5.  Andere aftrekposten                                   €                                       -
  6.  Belastbaar inkomen                                    €

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Stap 2 Schijvenstelsel box 1

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3 Heffingskortingen
Dan heb je box 1 en 3 uitgerekend.......
Komen de heffingskortingen nog: 
arbeidskorting en algemene heffingskorting

Die mag je er, helemaal aan het eind, gewoon van afhalen. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

+
-
=
Heffingskortingen
Te betalen belasting
belasting in box 1
Belasting in box 3

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de belasting in box 1 voor Tim
A
€11.686,50
B
€11.687,-
C
€11.686,-
D
€27.454,-

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

BOX 3  Belasting over je vermogen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belasting Box 3

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden
Box 1
Box 3

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt belast in box 3?
A
Je inkomen uit loon
B
Je inkomen uit vermogen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de tabel Fictief rendement.
In box 3 geldt een heffingsvrij vermogen van € 50.000.
De belasting in box 3 is 31% op het fictief rendement.
Merel heeft een vermogen van € 95.500.
3. bereken de belasting in box 3.
Alleen het antwoord met een €

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nivellering
  • Het verkleinen van inkomensverschillen noemen we nivellering.



  Denivellering
  • Het vergroten van inkomensverschillen noemen we denivellering.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nivelleren en denivelleren
Nivelleren, inkomens komen dichter bij elkaar te liggen. 

Denivelleren, verschil in inkomen wordt steeds groter. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nivellerend
Denivellerend
BTW
Progressief belasting stelsel
Uitkeringen
Erfbelasting
Huursubsidie
Hypotheekrenteaftrek
Heffingskortingen
€100 voor iedereen

Slide 32 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fomule import/export quote
totale export waarde : nationaal inkomen x 100 = export quote

 totale import waarde : nationaal inkomen x 100 = import quote

 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Import is...
A
Een Nederlander op vakantie in Spanje
B
Een Duitser op vakantie in Nederland
C
Een Spanjaard op vakantie in Nederland
D
Een Duitser op vakantie in Duitsland

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is import?
A
goederen en diensten verkopen aan het buitenland en ze het land uit brengen
B
goederen en diensten kopen in het buitenland en ze het land binnen brengen
C
product dat klaar is om door de consument te worden verkocht
D
product dat direct van het land of uit de bodem wordt gehaald

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Import
Export
Wederuitvoer

Slide 36 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goederenstroom en geldstroom 
Export/uitvoer
Import/invoer
Buitenland
Buitenland
Goederen export
Geld export
Goederen import
Geld import

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de exportquote en importquote
Doe het zo:
Exportquote = ..%
Importquote = ..%

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stelsel van                    sociale zekerheid

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De AOW is een...
A
Volksverzekering
B
Werknemersverzekering
C
Sociale voorziening

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De participatiewet (bijstand) is een...
A
Volksverzekering
B
Werknemersverzekering
C
Sociale voorziening

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De WIA is een...
A
Volksverzekering
B
Werknemersverzekering
C
Sociale voorziening

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Marketingmix: de 6 p's
De marketingmix
  • Plaats
  • Prijs
  • Product
  • Promotie
  • Presentatie
  • Personeel

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Protectiemaatregelen

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke protectiemaatregelen horen de volgende omschrijvingen? Kies de juiste antwoorden.

Belasting op ingevoerde producten.
A
contingentering
B
exportsubsidie
C
importheffingen
D
invoerverbod

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke protectiemaatregelen horen de volgende omschrijvingen? Kies de juiste antwoorden.

Bepaalde producten mogen niet geïmporteerd worden.
A
contingentering
B
exportsubsidie
C
importheffingen
D
invoerverbod

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke protectiemaatregelen horen de volgende omschrijvingen? Kies de juiste antwoorden.

De overheid geeft bedrijven financiële steun zodat ze hun producten goedkoper aan het buitenland kunnen verkopen.
A
contingentering
B
exportsubsidie
C
importheffingen
D
invoerverbod

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke protectiemaatregelen horen de volgende omschrijvingen? Kies de juiste antwoorden.

Er mag een beperkt aantal producten worden ingevoerd.
A
contingentering
B
exportsubsidie
C
importheffingen
D
invoerverbod

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van welk onderdeel van de interne markt zijn de volgende zinnen een voorbeeld? Kies de juiste antwoorden.

Een Nederlands bedrijf kan zonder belemmeringen olijfolie uit Frankrijk, Italië en Spanje importeren.
A
vrij verkeer van goederen en diensten
B
vrij verkeer van kapitaal
C
vrij verkeer van personen

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk onderdeel van de interne markt zijn de volgende zinnen een voorbeeld? Kies de juiste antwoorden.

Meryem zit op de middelbare hotelschool en loopt stage in Portugal.
A
vrij verkeer van goederen en diensten
B
vrij verkeer van kapitaal
C
vrij verkeer van personen

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk onderdeel van de interne markt zijn de volgende zinnen een voorbeeld? Kies de juiste antwoorden.

Roos uit Utrecht heeft een spaarrekening bij een Tsjechische bank.
A
vrij verkeer van goederen en diensten
B
vrij verkeer van kapitaal
C
vrij verkeer van personen

Slide 54 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Betalen alle landen van de Europese Unie met de euro?
A
Ja
B
Nee

Slide 55 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijd over?
Ga naar de online methode 
Examensprint 

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies