8.4 Hardy Weinberg evolutie

1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Populatiegenetica
Als je fenotypefrequentie weet dan kun je de allelfrequentie berekenen van de beide allelen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide


A
125 AA & 250 Aa
B
380 AA & 240 Aa
C
250 AA & 125 Aa
D
500 AA & 200 Aa

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Bij mensen zijn losse oorlelletjes dominant en vergroeide oorlelletjes is recessief. In China is waargenomen dat 64% van de mensen losse oorlelletjes heeft.
Welk percentage van de Chinese bevolking heeft vergroeide oorlelletjes?
A
12
B
16
C
64
D
36

Slide 9 - Quizvraag

Bij mensen zijn losse oorlelletjes dominant en vergroeide oorlelletjes is recessief. In China is waargenomen dat 64% van de mensen losse oorlelletjes heeft.
Wat is de frequentie van het recessieve allel (vergroeide oorlel) in de populatie?
A
0,4
B
0,2
C
0,6
D
0,35

Slide 10 - Quizvraag

Bij mensen zijn losse oorlelletjes dominant en vergroeide oorlelletjes is recessief. In China is waargenomen dat 64% van de mensen losse oorlelletjes heeft.
Wat is de frequentie van het dominante allel (losse oorlel) in de populatie?
A
0.4
B
0.8
C
0.6
D
0.32

Slide 11 - Quizvraag

Bij mensen zijn losse oorlelletjes dominant en vergroeide oorlelletjes is recessief. In China is waargenomen dat 64% van de mensen losse oorlelletjes heeft.
Welk percentage van de Chinese bevolking is homozygoot voor het dominante allel (losse oorlelletjes)?
A
40%
B
22,4%
C
12,8%
D
16%

Slide 12 - Quizvraag

Bij mensen zijn losse oorlelletjes dominant en vergroeide oorlelletjes is recessief. In China is waargenomen dat 64% van de mensen losse oorlelletjes heeft.
Welk percentage van de Chinese bevolking is heterozygoot voor het allel?
A
12,8%
B
12%
C
48%
D
50%

Slide 13 - Quizvraag

Evolutie

Slide 14 - Woordweb

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Terugblik : soortvorming
- Darwin en de Galapagos vinken

Is dit evolutie?
De vinken leefden eerst samen in één gebied. Toen de Galapagos eilanden ontstonden, veranderden de kenmerken van de vogels. Ze pastten zich aan op het gebied en hierdoor ontstonden nieuwe soorten. 

Slide 19 - Tekstslide

Vandaag: homoloog en analoog
- Bewijs voor de evolutietheorie
Analoog
- Dezelfde functie
- Ander bouwplan
- Los van elkaar ontstaan: andere voorouder

Slide 20 - Tekstslide

Homoloog en analoog
Homoloog
- Andere functie
- Zelfde bouwplan
- Zelfde gemeenschappelijke voorouder

Slide 21 - Tekstslide

Een vleugel van een vleermuis en een vleugel van een vogel
A
Homoloog
B
Analoog

Slide 22 - Quizvraag

De voorvin van een dolfijn en de voorvin van een haai. Na onderzoek blijkt dat ze een andere bouw hebben.
A
Homoloog
B
Analoog

Slide 23 - Quizvraag

De arm van een mens en de voorpoot van een hond
A
Homoloog
B
Analoog

Slide 24 - Quizvraag

De poot van een paard en de poot van een varken
A
Homoloog
B
Analoog

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

In welk buisje groeien volledig anaerobe bacteriën?
A
Buisje 1
B
Buisje 3
C
Buisje 2
D
Buisje 4

Slide 32 - Quizvraag

Welk van de organismen hiernaast is autotroof?
A
De radijs
B
Het konijn
C
De uil

Slide 33 - Quizvraag

Welke eigenschap hoort niet bij de groep 'prokaryoten'?
A
Eencellig
B
Geen organellen
C
Bacteriën
D
Heterotroof

Slide 34 - Quizvraag

Hoe kan je cyanobacteriën onderscheiden van andere bacterien?
A
Ze worden gezien als de eerste levende organismen
B
Ze komen voor in de 'black smokers' op de bodem van de oceanen
C
Ze zijn groen
D
Ze zijn aeroob

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Link

Endosymbiosetheorie

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Link

Van prokaryoot naar eukaryoot; hoe dan?

Slide 44 - Tekstslide

Endosymbiosetheorie
Theorie over het ontstaan van eukaryote cellen: cellen met celkern, organellen en dubbele membranen
  1.  Ontstaan van ER, celmembraan, celkern
- instulpingen van het celmembraan 
2.Ontstaan van mitochondriën
- fagocytose van een aerobe bacterie 
3.Ontstaan van chloroplasten
- fagocytose van een cyanobacterie 

Slide 45 - Tekstslide

Veel mensen worden in een bepaalde fase van hun leven dikker. Sommigen komen dan veel aan, anderen maar weinig.
Is het, rekening houdend met het onderzoek, waarschijnlijk dat dit verschil in gewichtstoename bij verschillende mensen alleen wordt veroorzaakt door milieufactoren, alleen door het genotype of door beide?
A
alleen door milieufactoren
B
alleen door het genotype
C
door beide

Slide 46 - Quizvraag

Bij radijsjes worden zowel de vorm als de kleur erfelijk bepaald. De kleur kan rood, paars of wit zijn. De vorm kan lang, ovaal of rond zijn. Het fenotype paars/ovaal is een intermediair fenotype. Een kweker voert de volgende kruisingen uit:
kruising 1: planten met rode, ronde radijs x planten met witte, ovale radijs,
kruising 2: planten met rode, lange radijs x planten met witte, ronde radijs,
kruising 3: planten met paarse, ronde radijs x planten met paarse, lange radijs,
kruising 4: planten met paarse, ovale radijs x planten met paarse, ovale radijs.
Uit elke kruising ontstaan evenveel nakomelingen.
Bij welke van deze kruisingen ontstaan de meeste nakomelingen met paarse, ovale radijsjes?
A
bij kruising 1
B
bij kruising 2
C
bij kruising 3
D
bij kruising 4

Slide 47 - Quizvraag

M. de Koning-Tijssen promoveerde op hyperekplexia. Deze aandoening berust op een niet X-chromosomaal dominant gen (P). Iemand met deze aandoening verstijft bij schrik enige ogenblikken volkomen. De spieren van armen en/of benen blijven bij schrik te lang gespannen.
Een man met hyperekplexia en een vrouw zonder die aandoening krijgen een gezond kind.

Wat is het genotype van de moeder?
En wat is het genotype van de vader?
A
moeder = pp / vader = pp
B
moeder = pp / vader = Pp
C
moeder = Pp / vader = pp
D
moeder = Pp / vader = Pp

Slide 48 - Quizvraag

Bij een bepaalde plantensoort wordt de overerving van drie eigenschappen bestudeerd. De genen voor deze eigenschappen liggen in verschillende chromosomenparen. Het genotype van een bepaalde plant van deze soort is PpqqRr. Deze plant vormt met betrekking tot deze eigenschappen gameten met verschillende genotypen.
Hoeveel verschillende genotypen met betrekking tot deze eigenschappen kunnen voorkomen bij de gameten die deze plant vormt?
A
4
B
6
C
8
D
9

Slide 49 - Quizvraag

Het allel voor een bepaalde vorm van kleurenblindheid bij de mens is X-chromosomaal en recessief.
Hierover worden de volgende beweringen gedaan.
1 Als een vrouw kleurenblind is, is haar vader kleurenblind en haar moeder òf eveneens kleurenblind òf heterozygoot.
2 De kans dat een dochter uit een huwelijk tussen een heterozygote vrouw en een kleurenblinde man kleurenblind is, is 50%.

Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
A
De beweringen 1 en 2 zijn beide juist.
B
Alleen bewering 1 is juist.
C
Alleen bewering 2 is juist.
D
De beweringen 1 en 2 zijn geen van beide juist.

Slide 50 - Quizvraag

Bij de mens is het aantal chromosomen per cel 46 (2n).
Maximaal hoeveel chromosomen in een lichaamscel van een meisje kunnen theoretisch kopieën zijn van de chromosomen van haar grootvader van vaderszijde?
A
12
B
22
C
23
D
46

Slide 51 - Quizvraag

Bij fruitvliegjes is het allel voor rode oogkleur dominant over dat voor witte oogkleur. Deze allelen zijn X-chromosomaal. Een vrouwtje met rode ogen wordt gekruist met een mannetje met witte ogen (P-generatie). De roodogige dieren van de F1 paren onderling. Hieruit ontstaat een F2. Er wordt van uitgegaan dat er geen mutaties plaatsvinden.
Komen in deze F2 witogige mannetjes voor? En witogige vrouwtjes?
A
nee
B
ja, alleen witogige mannetjes
C
ja, alleen witogige vrouwtjes
D
ja, zowel witogige mannetjes als witogige vrouwtjes

Slide 52 - Quizvraag

Het al of niet gestreept zijn van de vacht bij katten wordt bepaald door de allelen A
(streping) en (geen streping). De soort streping van de vacht wordt bepaald door de allelen
T voor regelmatige streping en t voor onregelmatige streping. De allelen A en T zijn
dominant, niet X-chromosomaal en erven onafhankelijk van elkaar over.
Onderzoek bij zwerfkatten in een voorstad van Londen heeft aangetoond dat de
frequentie van allel a in deze grote populatie katten 40% is. De frequentie van het allel t is
80%. Bereken, met behulp van de regel van Hardy-Weinberg, het percentage onregelmatig
gestreepte katten dat in deze voorstad voorkomt. Rond je uitkomst af op een geheel getal.
A
54%
B
68%
C
64%
D
4%

Slide 53 - Quizvraag

In Californië worden zogenaamde Shorthorn runderen gefokt. Bij Shorthorn runderen
komen de allelen CR en CW voor vachtkleur voor. Dieren met het genotype CRCR
hebben een rode vacht, dieren met het genotype CRCW zijn roodbont en dieren met
het genotype CWCW zijn wit.
In een bepaald gebied/ leven op een bepaald moment 99 rode, 48 witte en 153
roodbonte Shorthorn runderen.
󲐀 Bereken de frequentie van het allel CR in de genenpool van deze populatie.
Geef je antwoord in procenten
A
66,7%
B
22,4%
C
23.4%
D
58,8%

Slide 54 - Quizvraag