,

Pincode H7 GL en H7 kader

H7
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H7

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les behandeld 
Interne markt (zonder economische grenzen)
Verschillen lidstaten BTW
een munt! euro! Europese monetarine unie

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Log in!
Doe serieus mee!
Let op er kunnen vragen in zitten die ook in het proefwerk naar voren komen!
Als we verder gaan met Kader kun je met de opdrachten aan de slag!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Export en Import
EXPORT
IMPORT

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Handelsbalans/ betalingsbalans NL
  • Export <-> Import

Waarde van de export  -  de import 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom importeren we?
A
Om geld te verdienen
B
omdat we bepaalde producten niet in NL hebben

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom importeren we sinaasappels?
A
betere kwaliteit
B
niet het geschikte klimaat in NL
C
goedkoper
D
hebben de grondstof niet in de bodem

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland heeft een ... op de betalingsbalans
A
Overschot
B
Tekort

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat er op de betalingsbalans?
A
De importquote en de exportquote.
B
De importquote en de uitvoerwaarde.
C
De invoerwaarde en de exportquote.
D
De invoerwaarde en de uitvoerwaarde.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Stel een land heeft een binnenlandse productie van 500000 miljoen en daarvan wordt 290000 miljoen geexporteerd. Hoe groot is het deel dat niet voor de export gemaakt is?
A
120000 miljoen
B
290000 miljoen
C
300000 miljoen
D
210000 miljoen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



  • Veel handel (export en import) met het buitenland.  

  • Bij een open economie zijn de exportquote en importquote groot

  • BV: Nederland


  • Weinig tot geen handel met het buitenland.

  • Bij een gesloten economie zijn de exportquote en importquote klein

  • BV: Noord Korea
Open economie
Gesloten economie

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wisselkoers

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wisselkoers

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als de wisselkoers van de € stijgt,
dan ...
A
wordt de € duurder
B
wordt de € goedkoper

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

GL opdrachten 7.3
 22-23-24-27-29-30

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EU = Europese Unie:

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wil de Europese Unie?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Europese Unie
  • Eurozone (EMU) = Europese Monetaire Unie (€)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Europese Monetaire Unie
In Europa hebben we niet alleen de Europese Unie, maar ook de Europese Monetaire Unie.
Monetair betekent dat deze landen dezelfde munteenheid hebben; de Euro.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een ander woord voor de Europese Monetaire Unie (EMU) is
A
de Europese Unie
B
de Eurozone
C
Europa
D
De Euro Unie

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zitten landen in de Europese Monetaire Unie
A
Dit moet om in de Europese unie te komen
B
Hierdoor kan een land goedkoper en makkelijker handelen
C
Op deze manier kan een land beter met Amerika handelen
D
Op deze manier heeft een land meer controle op de munt die zij gebruiken

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Protectie
  • Landen kunnen maatregelen nemen om bedrijven in het eigen land te beschermen tegen concurrentie uit andere landen. Dit noem je protectie.
Een voorbeeld van protectie is het heffen van invoerrechten. Dit is een belasting die je aan de grens betaalt voor producten die je invoert. Die buitenlandse producten worden hierdoor duurder. Mensen kopen dan eerder producten uit eigen land.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Protectie maatregelen zijn:
1.  Invoerrechten aan de grens
2. Een bepaalde importstop
3. Subsidie als jij je product voor een goedkope prijs levert.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland importeerde in 2020 5000 ipads per jaar uit china. In 2021 waren dit er 6500. Bereken de procentuele toename.

Advies: Nieuw - oud : oud x100%
A
15%
B
30%
C
13%
D
77%

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kader!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Collectieve sector

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De collectieve sector:
Alle goederen en diensten die de collectieve sector levert zijn voor iedereen bestemd. 
De collectieve sector streeft niet naar winst.

Bijvoorbeeld: Ziekenhuizen, politie, scholen.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Privatisering
De overheid stoot wel eens een bedrijf af. 
Dan gaat dus het bedrijf van de collectieve sector naar de private sector. Dit heet privatisering.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gemeentelijke inkomsten en uitgaven
Parkeergeld 
Provincie 
Belasting: - afvalstofheffing 
                      -hondenbelasting
                      - onroerendezaakbelasting 



Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Subsidie en Accijns
  • Accijns
  • Subsidie

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Subsidie en accijns
  • Wil je iets stimuleren? -> subsidie
  • Wil je iets afleren? -> accijns 


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Miljoenennota 2021

Slide 32 - Tekstslide

Miljoenennota
In 2016 was de overheidsschuld €466 miljard. Hoeveel bedraagt de schuld per inwoner wanneer je uit gaat van 17 miljoen inwoners?
A
€27.411,77
B
€27.412
C
€27.411,76

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De collectieve sector bestaat uit:
A
de overheid
B
de overheid en de instellingen voor de sociale zekerheid
C
instellingen voor de sociale zekerheid
D
Geen van deze antwoorden

Slide 34 - Quizvraag

voorbeeld instelling sociale zekerheid: UWV
De nettoverkoopprijs is €96 bereken de consumentenprijs met 21% BTW
A
€116,16
B
€20,16
C
€119,95
D
€115,95

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De schuld van de overheid die is ontstaan door te veel geld te lenen noemen we een...
A
overheidsschuld
B
lening
C
staatsschuld
D
premie

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De overheid geeft veel geld uit aan collectieve goederen. Voor wie zijn collectieve goederen bestemd?
A
Alle burgers
B
de ambtenaren
C
de rijksoverheid
D
het rijk, de provincies en de gemeenten

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke 3 soorten overheid kennen we naast de rijksoverheid?
A
Gemeente
B
Provincie
C
Waterschap
D
Het Rijk

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het tegenovergestelde van de collectieve sector?
A
Gezamenlijke sector
B
Algemene sector
C
Particuliere sector
D
Winstgevende sector

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verzorgingsstaat

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale zekerheid
Sociale zekerheid

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verzorgingsstaat
 Nederland wordt een verzorgingsstaat genoemd, omdat het een land is waar veel geld wordt besteed aan onderwijs, gezondheidszorg en woningbouw.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale zekerheid
Ik kan uitleggen hoe de 
sociale zekerheid in 
Nederland geregeld is


Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale voorzieningen
Sociale voorzieningen zijn uitkeringen die de overheid betaalt met belastinggeld.

Bekende voorbeelden zijn de kinderbijslag en de bijstand.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies