Hoofdstuk 3+4 - Wonen in Nederland

Waar in Nederland wonen veel mensen?
A
Noorden
B
Oosten
C
Zuiden
D
Westen
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Waar in Nederland wonen veel mensen?
A
Noorden
B
Oosten
C
Zuiden
D
Westen

Slide 1 - Quizvraag

krimpgebieden liggen in
A
Noord- en Zuid Holland
B
Brabant
C
Zeeland, Groningen en Zuid-Limburg
D
Gelderland

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een maatregel om de leefbaarheid in een krimpgebied te verbeteren?
A
Sloop en nieuwbouw
B
Concentratie van voorzieningen
C
Meer voorzieningen
D
Renovatie

Slide 3 - Quizvraag

vergrijzing is....
A
toename van het aantal jongeren
B
afname van het aantal jongeren
C
toename van het aantal ouderen
D
afname van het aantal ouderen

Slide 4 - Quizvraag

In deze bevolkingsgrafiek is vergrijzing te zien
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het doel van (het idee van) de creatieve stad?
A
meer kunst is goed voor de mensen in de stad
B
een stad met minstens 1 kunstacademie
C
de creatieve stad is een economische motor
D
een stad die de wijken origineel verbetert

Slide 6 - Quizvraag

Waarom trekken jonge gezinnen uit de stad weg?

A
weinig werkgelegenheid
B
weinig stedelijke voorzieningen
C
te hoge bebouwingsgraad
D
Gebrek aan ruimte en groen

Slide 7 - Quizvraag

Welk van de volgende voorzieningen is een stedelijke of gespecialiseerde voorziening?
A
Kinderdagverblijf
B
Basisschool
C
Middelbare school
D
Universiteit

Slide 8 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Welke beweringen aan de hand van de tekening is juist?
A
De reikwijdte van de dorpen is het grootst, die van de grote steden het kleinst.
B
De tekening is een model van een stedelijk gebied zoals dat tussen Oberhausen (Ruhrgebied) en Bonn.
C
De tekening laat zien hoe steden voor hun voorzieningen gericht zijn op de dorpen en kleinere steden.
D
De tekening laat met behulp van pijlen zien dat er sprake is van een grote suburbanisatie.

Slide 9 - Quizvraag

De creatieve sector heeft invloed op de economie van de stad. Welke zin is juist?
A
De invloed is negatief, de creatieve sector kent veel start-ups die voor het grootste deel mislukken.
B
De invloed is positief, de creatieve sector biedt werk aan veel werklozen en laagopgeleide mensen.
C
De invloed is positief, de creatieve sector heeft veel hoogopgeleide inwoners die in de stad hun geld uitgeven.
D
De invloed is positief noch negatief, de creatieve sector is buiten de stad gevestigd en heeft weinig invloed.

Slide 10 - Quizvraag

Een stad waar slimme technologie centraal staat heet
A
Creatieve stad
B
smart city
C
duurzame stad

Slide 11 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Sustainable City
B
Stad van de toekomst
C
Creatieve stad
D
Smart City

Slide 12 - Quizvraag

Terugblik: welk begrip?
Steden in een gebied die onderling goed met elkaar verbonden zijn: een...
A
Randstad
B
Megastad
C
Smart City
D
Stedelijk gebied

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer vond de urbanisatie plaats in Nederland (twee antwoorden goed).
A
Net na het ontstaan van steden
B
Net na de Tweede Wereldoorlog
C
Vanaf 1960 (meer auto's dus meer urbanisatie)
D
Vanaf 1870 tot 1960.

Slide 14 - Quizvraag

Waar wonen de grootste bevolkingsconcentraties van Surinamers in Nederland?
A
Op het platteland
B
In de steden
C
In het noorden
D
In het oosten

Slide 15 - Quizvraag

De meest geschikte plaats om te wonen in Nederland was....
A
Hoog Nederland
B
Laag Nederland

Slide 16 - Quizvraag

Mijn ouders zijn geboren in Brazilië, ikzelf in Nederland. We wonen in Nederland, ik ben ....
A
Een inwoner zonder migratieachtergrond
B
Een inwoner met een migratieachtergrond

Slide 17 - Quizvraag

Wat is suburbanisatie?
A
Het verhuizen naar de stad
B
Verhuizen uit de stad naar het omringende platteland
C
Het verhuizen binnen de stad
D
het verhuizen naar je werkplek

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen stadsvernieuwing en herstructurering?
A
stadsvernieuwing is voor de bestaande bewoners
B
bij herstructurering komen andere soorten mensen en functies in de wijk erbij
C
herstructurering kan ook een nieuwe functie voor oude fabrieken zijn
D
alle andere antwoorden zijn juist

Slide 19 - Quizvraag

Welke vorm stadsvernieuwing?
A
Saneren
B
Renoveren
C
Vinex-wijk
D
Nieuwbouw

Slide 20 - Quizvraag

Wat is gentrificatie?
A
Het opwaarderen van een woonwijk waardoor rijkere mensen in de wijk komen wonen
B
het verslechteren van een wijk, waardoor er meer kansarmen komen wonen.
C
Het opwaarderen van een wijk buiten de steden.
D
Door suburbanisatie komen er meer rijke mensen wonen in de stad.

Slide 21 - Quizvraag

Welke bewoners- en woningkenmerken uit het buurtprofiel horen bij deze wijk?
A
relatief veel koopwoningen, goede staat van onderhoud, relatief hoge inkomens,
B
veel sociale huurwoningen, veel gezinnen met kinderen, hoog percentage eengezinswoningen
C
veel sociale huurwoningen, hoog percentage inwoners met een migratieachtergrond, slechte staat van onderhoud
D
relatief lage inkomens, veel gezinnen met kinderen, hoog percentage inwoners met een westerse migratieachtergrond

Slide 22 - Quizvraag

Uit welke drie onderdelen bestaat een buurtprofiel
A
Woningeigendom, etniciteit, veiligheid
B
Woningkenmerken, inkomen, woonomgeving
C
Woningkenmerken, bewonerskenmerken, woonomgeving
D
Woningtype, bewonerskenmerken, woonomgeving

Slide 23 - Quizvraag