2.2 Ga je sparen of beleggen?

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst
Stap 1: Jas uit op de gang & mobiel in de telefoontas bij het juiste           
             nummer.
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Open je boek op blz. 46 en open je schrift bij het huiswerk.




1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst
Stap 1: Jas uit op de gang & mobiel in de telefoontas bij het juiste           
             nummer.
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Open je boek op blz. 46 en open je schrift bij het huiswerk.




Slide 1 - Tekstslide

Dit gaan we doen deze les
  1. Uitleg paragraaf 2.2
  2. Zelfstandig werken 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 2.2
𑿱 Je kunt de drie spaarmotieven noemen en herkennen.
𑿱 Je kunt enkelvoudige rente berekenen.
𑿱 Je kunt samengestelde rente berekenen.
𑿱 Je weet wat het gevolg van inflatie is voor je spaargeld.
𑿱 Je kunt de kenmerken van beleggen noemen.

Slide 3 - Tekstslide

Heeft sparen zin?
Spaarmotieven = redenen om te sparen.

1. Sparen voor een doel: om na een tijd iets duurs te kunnen kopen.

2. Sparen uit voorzorg: een buffer opbouwen voor onvoorziene uitgaven.

3. Sparen voor de rente: Als de rente heel laag is, zullen nog maar weinig mensen om 
    deze reden sparen.

Stap 1: Maak opgave 1 t/m 3 op blz. 46
Stap 2: Maken 2.2 op  blz. 58
Stap 3: Maken 2.2 op blz. 60
timer
4:00

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel rente levert
het op?
Over je spaargeld ontvang je rente of interest.

De rente op je spaarrekening is afhankelijk van:
  • het rentepercentage. Vast of variabel.
  • de hoogte van het spaarbedrag.
  • de periode dat het geld op je spaarrekening staat.




Stap 1: Maak opgave 4 & 5 op blz. 47 
Stap 2: Maken 2.2 op blz. 58
Stap 3: Maken 2.2 op blz. 60
timer
4:00
Spaardeposito:
  • Geld staat bepaalde tijd vast
  • vaste rente
  • rente wordt apart uitgekeerd, spaartegoed blijft na elk jaar gelijk
  • enkelvoudige rente

Rente die telkens na afloop van een jaar apart wordt uitgekeerd. Je spaartegoed zelf veranderd niet.

Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Stap 1: Maak opgave 2,4 & 5 op blz. 46-47

Stap 2: Maak examenopgave "Van welvaart naar kortingspas" in je schrift.
timer
7:00

Slide 6 - Tekstslide

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst
Stap 1: Jas uit op de gang & mobiel in de telefoontas bij het juiste           
             nummer.
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Open je boek op blz. 48 en open je schrift voor een opdracht .




Slide 7 - Tekstslide

Dit gaan we doen deze les
  1. Nakijken 4 & 5 paragraaf 2.2
  2. Uitleg paragraaf 2.2 deel 2
  3. Zelfstandig werken aan huiswerk

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen 2.2
𑿱 Je kunt de drie spaarmotieven noemen en herkennen.
𑿱 Je kunt enkelvoudige rente berekenen.

𑿱 Je kunt samengestelde rente berekenen.
𑿱 Je weet wat het gevolg van inflatie is voor je spaargeld.
𑿱 Je kunt de kenmerken van beleggen noemen.

Slide 9 - Tekstslide

Je spaargeld groeit
Enkelvoudige rente
Rente die telkens na afloop van een jaar apart wordt uitgekeerd. Je spaartegoed zelf veranderd niet.
Samengestelde rente of ‘rente op rente’:
  • Rente wordt na elk jaar bijgeschreven bij het spaartegoed.
  • In het volgende jaar krijg je rente over je spaarbedrag plus de bijgeschreven rente.

Voorbeeld samengestelde rente:
Je hebt €12.500 euro op je spaarrekening en ontvangt daarop 1,8% rente. 
-Wat staat er na drie jaar op je spaarrekening?
-Hoeveel rente heb je na 5 jaar verdiend?
Stap 1: Maak opgave 6 op blz. 48
Stap 2: Maken 2.2 op blz. 58
Stap 3: Maken 2.2 op blz. 60
timer
4:00
Samengestelde rente berekenen
Spaartegoed berekenen met een groeifactor
Bijvoorbeeld:
Bij 1,2% rente is je tegoed na een jaar 100% + 1,2% = 101,2%.
De groeifactor is: 101,2 ÷ 100 = 1,012.
Na drie jaar is je tegoed: spaarbedrag × 1,012 × 1,012 × 1,012.

Slide 10 - Tekstslide

De koopkracht van je
spaargeld
Koopkracht van je spaargeld is afhankelijk van de rente en de inflatie.
Nominale rente: de rente waarmee de bank rekent, je spaartegoed neemt toe.

Door inflatie → spaargeld minder waard.
Reële rente: nominale rente gecorrigeerd met de inflatie.

Voorbeeld: De bank geeft 0,7% rente en de inflatie is 1,2%. Is de reële rente positief of negatief?

Stap 1: Maak opgave 7 tm 9 op blz. 48-49 
Stap 2: Maken 2.2 op blz. 58
Stap 3: Maken 2.2 op blz. 60
timer
4:00

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel risico wil je 
lopen?
Beleggen = je koopt iets waarvan je verwacht dat de waarde zal stijgen.
Bijvoorbeeld beleggen in: aandelen, obligaties, goud of gebouwen.

Rendement = wat je met beleggen verdient.
 → kán hoger zijn dan de rente op een 
spaarrekening, maar ook lager.

Obligatie = lening aan een bedrijf of aan de 
overheid tegen een vaste rente.



Stap 1: Maak opgave 9 op blz. 49
Stap 2: Maken 2.2 op blz. 58
Stap 3: Maken 2.2 op blz. 60
timer
4:00

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Stap 1: Maken par. 2.2 blz. 48-49 opgave 6 t/m 9
Stap 2: Maken 2.2 op blz. 58
Stap 3: Maken 2.2 op blz. 60
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen herhalen:
𑿱 Je kunt de drie spaarmotieven noemen en herkennen.
𑿱 Je kunt enkelvoudige rente berekenen.
𑿱 Je kunt samengestelde rente berekenen.
𑿱 Je weet wat het gevolg van inflatie is voor je spaargeld.
𑿱 Je kunt de kenmerken van beleggen noemen.

Slide 14 - Tekstslide

timer
6:00

Slide 15 - Tekstslide