6.3/6.3+6.4

H6 Waarneming en gedrag
De grote hersenen kunnen je waarnemingen beïnvloeden.



Je waarnemingen zijn niet goed verwerkt. 
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H6 Waarneming en gedrag
De grote hersenen kunnen je waarnemingen beïnvloeden.



Je waarnemingen zijn niet goed verwerkt. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan wij vandaag doen?
HH 6.1 en 6.2
6.3 uitleg en maken
Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling
Herhaling

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Lederhuid

Slide 6 - Tekstslide

Oren en ogen

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de delen van het oor benoemen met hun functie.

Je kunt de bouw en werking van het oog beschrijven.

Slide 8 - Tekstslide

Bouw van het oor
(buitenkant)
In de oren liggen de gehoorzintuigen.

Oorschelp Vangt geluiden op uit de lucht.

Geluiden zijn trillingen in de lucht.

Slide 9 - Tekstslide

Trillingen
Geluid bestaat uit trillingen. Deze trillingen komen door de lucht heen in jouw oor. 

Slide 10 - Tekstslide

Buitenkant oor
  1. Oorschelp: vang luchttrillingen op
  2. Gehoorgang: geven luchttrilling door aan binnenoor
  3. Oorlelletje: Leuk voor een oorbel

Slide 11 - Tekstslide

Bouw van het oor (binnenkant)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Buitenkant van het oog

Slide 15 - Tekstslide

Buitenkant oog
  1. Wenkbrauw: zorgt dat zweet of ander vocht niet in je oog loopt
  2. Ooglid: verspreidt traanvocht over je oog
  3. Wimpers: beschermen de ogen tegen vuil en fel licht
  4. Pupil: Opening in de iris, hier gaat licht je oog binnen
  5. Iris: Gekleurde gedeelte van het oog
  6. Harde oogvlies: Witte gedeelte van je oog
  7. Hoornvlies: ligt over de iris en pupil, is doorzichtig

Slide 16 - Tekstslide

Onder de huid boven de ogen liggen traanklieren. Deze klieren maken traanvocht. Als je knippert, verspreiden de oogleden het traanvocht over de ogen. Traanvocht zorgt ervoor dat de ogen niet uitdrogen. Ook spoelt het kleine stofjes weg. Het traanvocht wordt afgevoerd naar de neusholte.

Slide 17 - Tekstslide

Bouw van het oog: binnenkant
Licht valt op
gele vlek


Blinde vlek =
zie je niets

Slide 18 - Tekstslide

De binnenkant van een oog
Aan het harde oogvlies zitten oogspieren vast. 

De oogspieren draaien de ogen in de richting waarin je kijkt.


Slide 19 - Tekstslide

Bouw van het oog: binnenkant
Vaatvlies
vlies met veel 
bloedvaten

Netvlies: zintuigcellen
liggen


Slide 20 - Tekstslide

Binnenkant oog
Oogspier: draaien de ogen in de richting waarin je kijkt
Glasachtig lichaam: vulling van het oog, soort gelei
Lens: zorgt ervoor dat je scherp kunt zien
Harde oogvlies: buitenste laat van het oog
Netvlies: binnenste laat van het oog, hier liggen de zintuigcellen waar de impulsen ontstaan
Vaatvlies: middelste laag van het oog, bevat bloedvaten
Oogzenuw: impulsen gaan via deze zenuw naar de hersenen
Blinde vlek: Plaats in het netvlies waar geen zintuigcellen liggen
Gele vlek: hier liggen de meeste zintuigcellen en kun je het scherpst zien

Slide 21 - Tekstslide

0

Slide 22 - Video

Slechtziendheid
  1. Iemand die verziend is kan van ver zien maar  dichtbij niet scherp zien
  2. Hij heeft een bolle (+) lens nodig in een bril
  3. Iemand die bijziend is kan dichtbij zien  ver weg niet scherp zien
  4. Hij heeft een holle (-) lens nodig
 

Slide 23 - Tekstslide

0

Slide 24 - Video

 Proefjes

Slide 25 - Tekstslide

Oogje toeknijpen
  1. Zoek een duidelijk punt op de muur
  2. Zet een grote stap van de muur af
  3. Maak een rondje van je duim en wijsvinger
  4. Kijk met beide ogen door het rondje naar het punt op de muur
  5. Doe je linkeroog dicht, terwijl je naa rhet plaatje kijkt
  6. Doe je linkeroog weer open
  7. Doe nu je rechteroog dicht, terwijl je naa rhet plaatje kijkt.
Wat gebeurt er?
Hoe denk je dat dit komt?
Nodig
punt op de muur (plaatje, stip, spijker)

Slide 26 - Tekstslide

Blinde vlek
  1. Leg je linkerhand als een pistool op het papier
  2. Teken boven je duim een sterretje
  3. Teken boven je wijsvinger een rondje
  4. Leg het papier op tafel met het rondje en sterretje naast elkaar
  5. Doe je linkerhand voor je linkeroog
  6. Hang met je rechter oog een paar centimeter boven het rondje
  7. Kijk met je rechteroog naar het rondje op het papier
  8. Blijf vanuit je ooghoek kijken naar het sterretje
  9. Blijft naar het rondje kijken en ga met je hoofd langzaam omhoog
Nodig
Vel papier, potlood

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Omzetten
  • De ___________geven de trillingen door aan het ___________.
  • In het slakkenhuis zitten zintuigcellen die de trillingen omzetten in impulsen.
  • De impulsen gaan door de gehoorzenuw naar de hersenen toe.
Versterking
De trillingen worden versterkt door de gehoorbeentjes
Ontvangen
De lucht trillingen worden ontvangen door de __________, daarna het _________ en komt dan de _________ tegen. Die trilt mee

Slide 29 - Sleepvraag

Hoe heet onderdeel 11?
A
Buis van Eustachius
B
Gehoorzenuw

Slide 30 - Quizvraag

Hoe noemen we nummer 2?
A
oorschelp
B
gehoorgang
C
trommelvlies
D
Buis van Eustachius

Slide 31 - Quizvraag


Welke onderdelen vind je in het binnenoor?
A
trommelholte, slakkenhuis en gehoorzenuw
B
slakkenhuis en gehoorzenuw
C
slakkenhuis, buis van Eustachius en gehoorzenuw
D
slakkenhuis en buis van Eustachius

Slide 32 - Quizvraag

De buis van Eustachius gaat open als je slikt.
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quizvraag

12. Geluiden gaan via de gehoorgang naar...
A
het trommelvlies
B
de oorsmeerkliertjes
C
het slakkenhuis
D
de buis van Eustachius

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van geluid in je oor?
A
gehoorgang - gehoorbeentjes - trommelvlies - gehoorzenuw
B
gehoorgang - gehoorbeentjes - gehoorzenuw - trommelvlies
C
gehoorgang - trommelvlies - gehoorzenuw - gehoorbeentjes
D
gehoorgang - trommelvlies - gehoorbeentjes - gehoorzenuw

Slide 35 - Quizvraag

Waarmee is de trommelholte verbonden met de keelholte?
A
Trommelvlies
B
Buis van Eustachius
C
Gehoorgang

Slide 36 - Quizvraag

Welk deel van het oor geeft de impulsen van de zintuigcellen door aan de hersenen?
A
Gehoorzenuw
B
Gehoorbeentjes
C
Buis van Eustachius
D
Slakkenhuis

Slide 37 - Quizvraag

Waar wordt een geluidsprikkel omgezet in een impuls?
A
Oorschelp
B
Trommelvlies
C
Buis van Eustachius
D
Slakkenhuis

Slide 38 - Quizvraag

Gehoorzenuw
slakkenhuis
gehoorbeentjes
trommelvlies
buis van Eustachius
oorschelp
gehoorgang

Slide 39 - Sleepvraag

Welk onderdeel van het oog moet vochtig blijven door middel van traanvocht?
A
Pupil
B
Iris
C
Hoornvlies
D
Vaatvlies

Slide 40 - Quizvraag

Hoe heet de plek waar de oogzenuw het oog verlaat?
A
Vaatvlies
B
Zintuigcel
C
Gele vlek
D
Blinde vlek

Slide 41 - Quizvraag

Vincent's vader heeft moeite met het lezen van een boek. Is hij verziend, of bijziend?
A
Verziend
B
Bijziend

Slide 42 - Quizvraag

Een uil kan niet met zijn ogen bewegen. Welk onderdeel van de oog mist een uil?
A
Glasachtig lichaam
B
Harde oogvlies
C
Oogspieren
D
Oogzenuw

Slide 43 - Quizvraag

Door de ................. gaan berichten naar je hersenen.
A
oogspieren
B
oogzenuw

Slide 44 - Quizvraag

Als je bijziend bent dan heb je...
A
Holle en bollen lenzen nodig
B
Niks bijziend zijn is goed
C
Holle lens nodig
D
Bolle lens nodig

Slide 45 - Quizvraag

Sleep de namen naar het juiste nummer
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Vaatvlies
Harde oogvlies
netvlies
lens
hoornvlies
iris
oogzenuw
oogspieren
glasachtig lichaam

Slide 46 - Sleepvraag

0

Slide 47 - Video

Slide 48 - Video

Aan het werk
  1. Lees eerst in je boek
    KGT= 6.3 Maak opdr 1 t/m 8 (3,4 overslaan)


    BB= 6.3 Oren opdr 1 tm 7 +
             6.4 opdr 1 tm 8 (3 overslaan )

Slide 49 - Tekstslide