1HV 5.9 Spelling: Trappen van vergelijking en dicteewoorden - deel 2

Welkom bij Nederlands! 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands! 

Slide 1 - Tekstslide

Wie vindt alle taalvoutjes in dit gedicht?

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel foutjes staan in het gedicht?

Slide 3 - Open vraag

                     goed

ik vind dichten best wel leuk
en ik kan het best wel goed
maar ik erger me aan de mensen
die mij vertellen hoe 'het moet'
doe gewoon eens niet de hele tijd
alsof je het beter weet dan ik
besef goed dat dit mijn werk is
niet gewoon iets voor erbij
maar ik neem het hen niet kwalijk
want men bedoelt het niet verkeerd
en het kan misschien zelfs zijn
dat ik van jouw kritiek wat leer

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je na de les?

- Terugblik naar de bijwoordelijke bepaling

- tegenwoordig of onvoltooid deelwoord
- bijvoeglijk naamwoord spellen
- trappen van vergelijking
- als/dan


Slide 5 - Tekstslide

Fictielezen

Slide 6 - Tekstslide

Benoem de zinsdelen:
Nikita / heeft / in de dierentuin / een lange tijd / de apen / bekeken.

Slide 7 - Open vraag




Nikita / heeft / in de dierentuin / een lange tijd / de apen / bekeken. 
     o           wg            bwb                              bwb                  lv                   wg

Slide 8 - Tekstslide

Het tegenwoordig = onvoltooid deelwoord
paragraaf 5.9 Spelling

Schrijf achter het hele werkwoord een -d.

Er staat altijd meerdere werkwoorden in de zin bij een td.


Zij zwaaide lachend naar de chauffeur.

 De tiener ging fluitend naar de orthodontist.

Oma doet lopend haar boodschappen.

Knippend kapte de knappe kapper Kareltje.


Slide 9 - Tekstslide

Hoe schrijf het tegenwoordig deelwoord (td)
(fluisteren)
De deskundigen overlegden ...

Slide 10 - Open vraag

Wat is het tegenwoordig deelwoord van appen?
A
append
B
apen
C
appde
D
geappt

Slide 11 - Quizvraag

3 soorten bijvoeglijk naamwoorden, 
alle regels blz. 136
Het bijvoeglijk naamwoord staat voor óf achter het zelfstandig naamwoord: de rode trui, de trui is rood.
- Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord: de aluminium schaal, de houten kast.
- Het bijvoeglijk naamwoord dat is afgeleid van een infinitief,  voltooid of onvoltooid deelwoord: het te vieren feest, de gezochte crimineel, de lachende puber

Slide 12 - Tekstslide

De meeste zelfstandige naamwoorden zet je in het meervoud door er -(e)n, -s, of -eren achter te zetten. Vaak kun je het meervoud gewoon opschrijven zoals je het hoort. Sommige zelfstandige naamwoorden hebben een bijzondere meervoudsvorm. In dit overzicht zie je zulke woorden met hun spellingsregel.

Slide 13 - Tekstslide

 Schrijf het bn afgeleid van een vd zo kort mogelijk, tenzij het voor de uitspraak een (mede)klinkerverdubbeling) nodig is.
Van werkwoorden kun je bijvoeglijk naamwoorden maken. Je gebruikt hiervoor het voltooid deelwoord.

Slide 14 - Tekstslide

Kies het correct gespelde bijvoeglijk naamwoord .

Deze ..... broek mag je niet samen
met de rode trui wassen.
A
katoene
B
katoenen
C
kattoene
D
kattoenen

Slide 15 - Quizvraag

Kies het correct gespelde bijvoeglijk naamwoord.

Het schuifje van de ..... cabine stond op rood.
A
bezette
B
bezete
C
bezet
D
besete

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Trappen van vergelijking, blz. 139
Je stelt iets vast.
Je maakt het groter.
Je overtreft alles.

Slide 19 - Tekstslide


Uitzonderingen:

goed/beter/best

veel/meer/meest

weinig/minder/minst

Slide 20 - Tekstslide

= vergelijking
= tegenstelling

Slide 21 - Tekstslide

Als of dan? 
Gebruik dan ...
- bij een vergrotende trap: meer dan, kleiner dan
- bij ander, andere en anders: Het is anders dan ik dacht.

Gebruik als ...
- bij net zo + even: net zo groot als, even mooi als
- bij niet zo: niet zo groot als
- bij drie keer, vier keer zo: vier keer zo groot als..

Slide 22 - Tekstslide

Vandaag ben ik even slim
als/dan hem/hij.

Kies het juiste antwoord!
A
als hem
B
als hij
C
dan hem
D
dan hij

Slide 23 - Quizvraag

Wat?
Paragraaf 5.7 Grammatica zinsdelen nakijken?
Paragraaf 5.9 Spelling: opdrachten 8, 10, 11ab maken
Hoe?
Zelf stil of samen fluisteren
Tijd?
Tot leseinde
Hulp?
Boek, theorie online, klasgenoot, Straver
Resultaat?
Huiswerk, toets voorbereiden
Leerdoel?
Tegenwoordig deelwoord, trappen van vergelijking, als/dan
Klaar?
Taken, lezen

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk volgende les

Slide 25 - Tekstslide

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.

De ................. (verwoesten) huizen
A
vewoestende
B
verwoeste
C
verwoesde
D
verwoesden

Slide 26 - Quizvraag

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.

De ...... (redden) zwemmer
A
redde
B
geredde
C
gerede
D
verredde

Slide 27 - Quizvraag

Wat weet je nu?
Hoe ging het in de klas?

td spellen
bn spellen
trappen van vergelijking
als/dan


Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Einde van de les

Slide 30 - Tekstslide

Raadsel!
Wat is er aan de hand?

Slide 31 - Tekstslide

Raadsel!
Bert en Anneke liggen dood op de vloer van de slaapkamer. Het raam staat open en op de vloer ligt een bal, een plas water en gebroken glas. Wat is er gebeurd ?

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht - solo of duo
Lees de 19 dicteewoorden. Ken je de woorden? Hoe heet het teken dat in deze woorden voorkomt? Wat valt je op? Zie je een patroon?
A4'tje
EHBO'er
's morgens
sms'je
's avonds
's-Gravenhage
65+'er
tv's
BN'er
's-Hertogenbosch
's nachts
vwo'er
pdf 's
ict'er
pc's
wc'tje
VVD'er
's middags
gsm's

Slide 33 - Tekstslide