Les 7 woordenschat toets

Les 7
Toets woordenschat 
Niveau 2F
Lezen | woordenschat
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 7
Toets woordenschat 
Niveau 2F
Lezen | woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Les 7
Toets woordenschat 
Niveau 2F
Lezen | woordenschat

Slide 2 - Tekstslide

  • Voor 2F: Je kunt maximaal 31 punten halen . De cesuur ligt bij 27 punten.



Je haalt dus een cijfer voor 2F.

 
Informatie voor de toets begint 

Slide 3 - Tekstslide

Contextzinnen 
Welk woord past (het best) op de stippellijn? Kies het juist antwoord. 
Onderdeel A - contextzinnen

Slide 4 - Tekstslide


Feit, mening of argument?
Uw opmerking is niet ….. , we bespreken op dit moment een ander onderwerp.
Welk woord past (het best) op de stippenlijn?
A
relevant
B
radicaal
C
regionaal
D
standvastig

Slide 5 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
Waar haal je de …..vandaan om te denken dat je de beste bent?
Welk woord past (het best) op de stippenlijn?
A
progressie
B
première
C
pretentie
D
pressie

Slide 6 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
De opbrengst is ….. zei de visser, kijk maar in mijn netten: niks, noppes, nada
Welk woord past (het best) op de stippenlijn?
A
objectief
B
nihil
C
netto
D
neutraal

Slide 7 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
Dat Mounir elke morgen een broodje voor die zwerver koopt is een …..daad. 
Welk woord past (het best) op de stippenlijn?
A
nihil
B
nobele
C
numerieke
D
neutrale

Slide 8 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
Een drempel vormt een ….. en vergroot het risico van struikelen en vallen. 
Welk woord past (het best) op de stippenlijn?
A
nominatie
B
nazorg
C
octrooi
D
obstakel

Slide 9 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
Sommige jongelui kunnen erg van hun omgeving …… doordat ze al hun vrije tijd achter de computer doorbrengen. 
Welk woord past (het best) op de stippenlijn?
A
weerhouden
B
vergelden
C
uitweiden
D
vervreemden

Slide 10 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
Het ….. kamerlid Paul Rosemuller presenteert tegenwoordig een televisieprogramma. 
Welk woord past (het best) op de stippenlijn?
A
voorlopige
B
voorspoedige
C
voorste
D
voormalige

Slide 11 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
De senator hoopt al jaren op een ..... als presidentskandidaat voor zijn partij. 
Welk woord past (het best) op de stippenlijn?
A
normering
B
nominaal
C
nominatie
D
nota bene

Slide 12 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
De woonstichting had al maanden geen huur ontvangen, dus werd de …..uiteindelijk op straat gezet
Welk woord past (het best) op de stippenlijn?
A
wanbetaler
B
waarnemer
C
wanklank
D
fiscalist

Slide 13 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
Het voetenwerk is een …… van salsadansen dat heel veel aandacht krijgt.
Welk woord past (het best) op de stippenlijn?
A
anekdote
B
akte
C
aspect
D
aspiratie

Slide 14 - Quizvraag

Betekenissen
Vul achter de betekenissen de juiste woorden, inclusief het lidwoord in.

Kies uit de volgende woorden:
adoreren/ de prothese/ de realiteit/ de recensie/de strategie/ de welvaart/ het keurmerk/ inwijden/ militant/ mobiliseren/ ontaarden/ ontoerekeningsvatbaar

Onderdeel B - betekenissen

Slide 15 - Tekstslide


Kies het juiste woord .. 

Verafgoden, iemand enorm bewonderen

Slide 16 - Open vraag


Kies het juiste woord .. 


Teken dat iets aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet
 

Slide 17 - Open vraag


Kies het juiste woord .. 


Het plan, de manier waarop je iets aanpakt
 

Slide 18 - Open vraag


Kies het juiste woord .. 


De mate van voorspoed, rijkdom
 

Slide 19 - Open vraag

Spreekwoorden/uitdrukkingen
Kies de juiste betekenis van de vaste uitdrukking. 

Onderdeel C - spreekwoorden/uitdrukkingen

Slide 20 - Tekstslide


Feit, mening of argument?
Van een koude kermis thuiskomen. 
Kies de juiste betekenis.
A
Gezegd wanneer iemand eindelijk iets begrijpt.
B
Alles is al eens gedaan of bestaat al.
C
Je moet gebruik maken van wat je hebt.
D
Teleurgesteld, zonder resultaat terugkomen.

Slide 21 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
Water bij de wijn doen. 
Kies de juiste betekenis.
A
Niet goed wijs zijn
B
Zijn uiterste best doen
C
Een beetje toegeven
D
Eerst nadenken voor je iets doet

Slide 22 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
Er geen speld tussen kunnen krijgen.
Kies de juiste betekenis.
A
Er niets tegenin kunnen brengen
B
Iets zoeken wat bijna onmogelijk te vinden is
C
Iets direct aanpakken
D
Willen weten hoe het precies zit

Slide 23 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
Schitteren door afwezigheid. 
Kies de juiste betekenis.
A
Alles volledig vertellen, niets verzwijgen
B
Zo is iemand nou eenmaal
C
Iemand is er meestal
D
Het valt op dat iemand er niet is

Slide 24 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
Door de zure appel heen bijten
Kies de juiste betekenis.
A
Er is altijd wel iemand die het beter doet
B
In iets negatiefs valt ook iets positiefs te zien
C
Volhouden tot het onplezierige voorbij is
D
Geen enkele invloed kunnen uitoefenen

Slide 25 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
Op het nippertje, nog maar net.
Kies de juiste vaste uitdrukking.
A
Iets in de groep gooien
B
Met een schone lei beginnen
C
Voor een appel en een ei
D
Met de hakken over de sloot

Slide 26 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
Dingen vergelijken die totaal niets met elkaar te maken hebben. 
Kies de juiste vaste uitdrukking.
A
Iets met een korreltje zout nemen
B
Appels met peren vergelijken
C
Van een mug een olifant maken
D
Van het kastje naar de muur gestuurd worden

Slide 27 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
Het is niet belangrijk genoeg om van wakker te liggen. 
Kies de juiste vaste uitdrukking.
A
Praatjes vullen geen gaatjes
B
Uit de lucht komen vallen
C
Dat is ver van mijn bed
D
Aan iemands lippen hangen

Slide 28 - Quizvraag


Feit, mening of argument?
In iets negatiefs valt ook weer iets positiefs te ontdekken. 
Kies de juiste vaste uitdrukking.
A
Kleine potjes hebben grote oren
B
Achter de wolken schijnt de zon
C
Een ongeluk zit in een klein hoekje
D
Alle wegen leiden naar Rome

Slide 29 - Quizvraag

Einde oefentoets. 
Dit is het einde van de toets. 

Einde toets. 

Slide 30 - Tekstslide