DISK thema 18 taak 5 Feestdagen in Nederland

DISK thema 18 taak 5
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

DISK thema 18 taak 5

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
Ik kan vertellen welke feestdag ik vier en wat ik dan doe.
Ik kan eenvoudige vragen over een feestdag beantwoorden.
Ik kan in eenvoudige woorden beschrijven wat ik heb gegeten en gedaan tijdens een feestdag.
Ik kan met een klasgenoot praten over feestdagen.

Slide 2 - Tekstslide

Feestdagen in Nederland
Welke Nederlandse feestdagen ken je? 
Maak een lijstje met vijf feestdagen. 

Gebruik internet. Zoek op op welke datum de feestdag dit jaar is. 
Zet die datum in het lijstje. 

Noteer vijf feestdagen op jullie wisbordje.
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Woordenschat oefenen

Slide 4 - Tekstslide

Als je tegen iemand voetbalt is dat jouw ...............

Slide 5 - Open vraag

Ik moet even ...... (rustig worden).
A
bijkomen
B
aanvoeren
C
toelichten
D
opkomen

Slide 6 - Quizvraag

Toelichten
A
rustig worden
B
extra uitleg geven
C
Het licht aandoen
D
Toegeven

Slide 7 - Quizvraag

Iets heel graag willen

Slide 8 - Open vraag

iets of iemand meenemen van de ene plek naar de andere.
Voorbeeldzin: We vervoeren onze spullen met een grote vrachtwagen.

         transporteren
         brengen
         verplaatsen






Vervoeren:

Slide 9 - Tekstslide

Iemand die slimme dingen ontwerpt of bouwt, bijvoorbeeld huizen of bruggen.

Voorbeeldzin: Mijn oom is ingenieur. Hij helpt bij het bouwen van huizen.

           de ontwerper 
           de technicus 
           de architect 





de ingenieur

Slide 10 - Tekstslide

Helemaal van hetzelfde materiaal, niet hol.


Voorbeeldzin: De tafel is massief hout, hij is heel zwaar!


         vol
         stevig
         niet hol



Massief

Slide 11 - Tekstslide

Een kleine buitenruimte aan een appartement of flat
Voorbeeldzin: We kunnen op het balkon ontbijten in de zon.

        het terras 
        de galerij 
        de buitenruimte 
 Het balkon

Slide 12 - Tekstslide

Iets of iemand op een plek laten en zelf weggaan
Voorbeeldzin: Ik moest mijn fiets in mijn land achterlaten.

         verlaten 
         vergeten 
         weggaan zonder



👉 Vraag: Wat kun je achtergelaten als je verhuist?




Achterlaten

Slide 13 - Tekstslide

Feestdagen in Nederland

Slide 14 - Woordweb

Aan het werk
1 Welke feestdag vier jij ieder jaar?
2 Met wie heb je deze feestdag de laatste keer gevierd?
3 Waar heb je het gevierd?
4 Wat heb je gedaan?
5 Wat heb je gegeten en gedronken?





Slide 15 - Tekstslide

Nieuwe feestdag
De regering van Nederland heeft gezegd dat er per jaar één extra feestdag komt. Dan heeft iedereen dus vrij.


Bespreek samen: welke feestdag moet er in Nederland komen?




Slide 16 - Tekstslide

Doelen behaald?
Kun je vertellen welke feestdag je viert en wat je dan doet?
Kun je eenvoudige vragen over een feestdag beantwoorden.
Kun jein  eenvoudige woorden beschrijven wat je heb gegeten en gedaan tijdens een feestdag.
Kun je met een klasgenoot praten over feestdagen.

Slide 17 - Tekstslide