VWO 6 - examenvragen dimensies

Oefenen examenvragen dimensies
In deze les gaan we oefenen met het beantwoorden van examenvragen vanuit verschillende dimensies. 

Houdt bij het beantwoorden van je vragen rekening met het volgende: 
- Geef nooit meer redenen/oorzaken/gevolgen etc dan nodig. 
- Gebruik opsommingstekens of nummers als je meerdere redenen/oorzaken/gevolgen moet geven.
- Begin je antwoord met een korte herhaling van de vraag.


1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefenen examenvragen dimensies
In deze les gaan we oefenen met het beantwoorden van examenvragen vanuit verschillende dimensies. 

Houdt bij het beantwoorden van je vragen rekening met het volgende: 
- Geef nooit meer redenen/oorzaken/gevolgen etc dan nodig. 
- Gebruik opsommingstekens of nummers als je meerdere redenen/oorzaken/gevolgen moet geven.
- Begin je antwoord met een korte herhaling van de vraag.


Slide 1 - Tekstslide

Deze vraag komt uit een havo examen

Slide 2 - Open vraag

maximumscore 1
Uit het antwoord moet blijken dat de oude zijderoute over land heeft geleid tot de integratie van gebieden en samenlevingen / het uitwisselen van ideeën, religie en tradities.

Slide 3 - Tekstslide

Deze vraag komt uit een havo examen

Slide 4 - Open vraag

maximumscore 2
Juiste nadelen zijn:
− Het gebied waar de nieuwe zijderoute over land doorheen gaat, is
onherbergzaam / heeft (vooral) in de winter een bar klimaat (waardoor het transport in gevaar kan komen). (dimensie natuur)
− Transport per trein is (met name voor goedkope volumineuze
producten) duurder dan massatransport over zee. (economische
dimensie)
− Transport over land kan gehinderd worden door grenscontroles /
vereiste documenten / handelsembargo's (omdat het transport door
verschillende landen gaat). (politieke dimensie)

Slide 5 - Tekstslide


Slide 6 - Open vraag

maximumscore 3
• Juiste economische kenmerken die de stelling onderbouwen zijn: 2
− Zuid-Afrika heeft een groeiende economie (2,3% per jaar in de
periode 2000 - 2008).
− Het bnp per inwoner van Zuid-Afrika (7.144 Euro per inwoner in
2008) bevindt zich op mondiale schaal in de middenmoot.
− Zuid-Afrika heeft een (vrij) hoog percentage mensen werkzaam in de
dienstensector (65% in 2008).
Opmerking: Aan elk juist economisch kenmerk die de stelling onderbouwt 1 scorepunt toekennen.
• Juiste demografische kenmerken die de stelling weerleggen zijn: 1
− Zuid-Afrika heeft een hoog sterftecijfer (17‰ in 2010).
− Zuid-Afrika heeft een lage levensverwachting (45-55 jaar in 2010).

Slide 7 - Tekstslide


Slide 8 - Open vraag

maximumscore 2
• Zuid-Afrika heeft een gunstige ligging op het knooppunt van de
Atlantische en de Indische Oceaan 1
• Een juiste oorzaak vanuit de dimensie natuur is:
Zuid-Afrika is rijk aan grond- en delfstoffen. 1

Slide 9 - Tekstslide


Slide 10 - Open vraag

maximumscore 2
• migratiestroom van Latijns-Amerika naar Noord-Amerika: vanuit de
economische dimensie 1
• migratie binnen Afrika: vanuit de politieke dimensie 1

Slide 11 - Tekstslide


Slide 12 - Open vraag

maximumscore 2
• Juiste demografische gevolgen zijn: 1
− De bevolking vergrijsde.
− Het aandeel alleenstaanden nam toe.
− Het aandeel (jonge) gezinnen nam af.
• Juiste economische gevolgen zijn: 1
− Steden kregen minder inkomsten (door het wegtrekken van
koopkrachtige bevolking / mensen met midden- en hoge
inkomens).
− Het aandeel inwoners dat moet leven van een laag inkomen /
uitkering nam toe.

Slide 13 - Tekstslide


Slide 14 - Open vraag

maximumscore 2
Een juiste redenering is:
• Door te fuseren met een andere club zijn de financiële mogelijkheden vaak groter / kunnen grotere sponsoren worden aangetrokken (economische dimensie) 1
• maar in de praktijk is het moeilijk om concurrerende voetbalclubs met elk hun eigen identiteit / cultuur / geschiedenis samen te laten gaan (sociaal-culturele dimensie) 1

Slide 15 - Tekstslide

Waar wil je in de voorbereiding op SE3 nog wat over horen/weten/leren?

Slide 16 - Woordweb