Di 02-11-2021 Toetsweek

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

T33
Dienstag, 2 November 2021

Slide 2 - Tekstslide

Was werden wir heute machen?
Wat gaan we vandaag doen?
  • Toetsstof
  • Herhalen grammatica
  • Oefentoets begin maken

Slide 3 - Tekstslide

PW week
  • Seite 11 Grammatik A De werkwoorden haben en sein
  • Seite 12 Grammatik B Zwakke werkwoorden: wohnen, reden, reisen
       + voltooid deelwoord.
  • Seite 18 Grammatik C Getallen tot 10 000
  • Seite 31 Grammatik D Persoonlijk voornaamwoord (1e naamval)
  • Seite 31 Grammatik E Bezittelijk voornaamwoord (1e naamval)
  • Seite 36 Grammatik F Rangtelwoorden en datum + maanden
telt 4x mee

Slide 4 - Tekstslide

Was weißt du noch?


Über die Grammatik 

23 Fragen

Slide 5 - Tekstslide

Rijtje van haben:
ich ____
du ____
er/sie/es ____
A
habe, hast, hat
B
hat, habst, hat
C
habe, habst, hate
D
hab, hast, hat

Slide 6 - Quizvraag

Rijtje van haben:
wir ____
ihr ____
sie/Sie ____
A
haben, habet, haben
B
haben, hast, haben
C
haben, hat, habe
D
haben, habt, haben

Slide 7 - Quizvraag

Du ____ einen Bruder
A
bist
B
habst
C
ist
D
hast

Slide 8 - Quizvraag

____ ihr wirklich 12 (zwölf) Jahre alt?
A
Habt
B
Siet
C
Seid
D
Hat

Slide 9 - Quizvraag

Pieter ___ schon 4 mal in Berlin gewesen.
A
ist
B
hat
C
sind
D
hast

Slide 10 - Quizvraag

Wat was de uitzonder bij werkwoorden waarvan de stam eindigen op een s-klank?
s-klank= ß, ss, z, x, s
bv. reisen

Slide 11 - Open vraag

(hören)
Welche Musik ____ du gerne?
A
höre
B
hörst
C
hört
D
hören

Slide 12 - Quizvraag

(reisen)
Wohin ____ ihr in December?
A
reist
B
reisst
C
reisen
D
reiset

Slide 13 - Quizvraag

(reden)
Er ____ immer sehr viel.
A
rede
B
redet
C
redt
D
redest

Slide 14 - Quizvraag

(küssen)
Das Kind ____ seine Mutter
A
küst
B
küssen
C
küsst
D
kusst

Slide 15 - Quizvraag

Voltooid deelwoord:
machen
A
macht
B
gemachst
C
gemacht
D
gemachen

Slide 16 - Quizvraag

Voltooid deelwoord:
reden
A
redten
B
geredet
C
gerediert
D
geredt

Slide 17 - Quizvraag

Voltooid deelwoord:
informieren
A
geinformiert
B
geinformieren
C
geinformierst
D
informiert

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het getal 360 in het Duits?
A
dreihundertsechzig
B
dreihundertsechßig
C
dreihundertsechszig
D
dreitausendsechzig

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het getal 1997 in het Duits?
A
neunzehnhundert-siebundneinzig
B
neunzehnhunderd- siebenundnientig
C
neunzehnhondert- siebenuntneunzich
D
neunzehnhundert-siebenundneunzig

Slide 20 - Quizvraag

03. 02.
Schrijf voluit
A
Am dritten Februar
B
Am dritten Januar
C
Um drieten April
D
Am dreiten März

Slide 21 - Quizvraag

28. 04.
Schrijf voluit
A
Am achtenzwanzigsten April
B
Am achtundzwanzigsten April
C
Am achtundzwanzigst Mai
D
Um achtundzwanzigsten April

Slide 22 - Quizvraag

9e
Schrijft voluit
A
neinte
B
neunte
C
nunt
D
neunste

Slide 23 - Quizvraag

75e
Schrijft voluit
A
Fünfundsiebzigste
B
Funfundsiebenzigste
C
Funfundsiebzigste
D
Fünfundsiebzichte

Slide 24 - Quizvraag

Vul het juiste persoonlijk voornaamwoord in:
ich, sie, wir, ihr
Lisa und ich, _____ wollen nach Paris.

Slide 25 - Open vraag

Vul het juiste persoonlijk voornaamwoord in:
ich, sie, wir, ihr
Mein Name ist Lisa und _______________ bin 16 Jahre alt.

Slide 26 - Open vraag

(mijn) Wo sind denn _____ Schlüssel (mv)?
A
mein
B
mijne
C
meine
D
miene

Slide 27 - Quizvraag

(uw) Passen Sie auf! Sie verlieren fast _____ Sachen(mv).
A
Ihr
B
Ire
C
Ihren
D
Ihre

Slide 28 - Quizvraag

 Übungsprüfung machen
oefentoets maken
  • Was (wat)? 
Oefentoets maken 
Ga naar magister --> studiewijzer --> PW --> oefentoets
  • Wie (hoe)? Online of op papier
  • Hilfe (hulp)? Buren, boek
  • Zeit (tijd)? 11:50





An die Arbeit!

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide