Starttaal VERVOLG - A - thema 2 - WOORDENSCHAT 1 - les 1

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1

Slide 1 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
 Terugkijken
Fragment Jouw huis, onze regels 


Wat maakt jouw huis een thuis?

Slide 2 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
Dilemma

Slide 3 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
Doel van deze les
Ik ken de betekenis van 
de themawoorden over thuis.

Slide 4 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
woordenschat
de gastvrijheid
Dat gasten verwelkomd en
verzorgd worden.
Door de gastvrijheid van Aisha voel ik me altijd meteen op mijn gemak bij haar thuis.

Slide 5 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
woordenschat
de huisgenoten
De mensen met wie je in één huis woont.
Het is altijd erg druk bij mij 
thuis, want ik heb zeven 
huisgenoten.

Slide 6 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
woordenschat
de huisvesting
Een plek om te wonen.
Er worden veel woningen 
gebouwd in die stad, zodat 
er voldoende huisvesting is.

Slide 7 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
woordenschat
de inboedel
Alle bezittingen in je huis,
zoals tafels, kasten en apparaten.
Toen wij verhuisden, ging de hele inboedel in de verhuiswagen.

Slide 8 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
woordenschat
het interieur
Hoe een gebouw er
vanbinnen uitziet:
de meubels, de indeling
en de kleuren.
Het interieur van mijn tantes huis is heel kleurrijk, ze heeft haar muren zelfs geel geverfd.

Slide 9 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
woordenschat
de leefomgeving
De buurt of het gebied 
waarin iemand leeft.
De leefomgeving van Max is heel groen met veel bomen.

Slide 10 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
woordenschat
naar elkaar omzien
Aandacht voor elkaar hebben 
en elkaar helpen.
De oude vrouw heeft vaak bezoek van buren, want naar elkaar omzien vinden ze belangrijk in haar buurt.

Slide 11 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
woordenschat
de thuissituatie
De omstandigheden waarin 
iemand woont.
Esther vindt haar thuissituatie fijn: ze heeft een goede band met haar ouders en een leuke slaapkamer.

Slide 12 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
woordenschat
de traditie
Iets wat mensen al heel lang op dezelfde manier doen, zoals een feest of een gewoonte.
Het is een traditie dat we met oud en nieuw oliebollen en appelflappen eten.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
woordenschat
de woonvorm
De manier waarop mensen wonen en samenleven, bijvoorbeeld begeleid wonen of als gezin wonen in een rijtjeshuis.
Een begeleid kamerproject is een woonvorm waarin jongeren leren om zelfstandig te wonen.

Slide 15 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
Opdrachten
Vandaag maak je
opdracht 1 tot 4.

Slide 16 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
opdracht 1
blz 99
We lezen samen de tekst, 
daarna maak je
opdracht b zelfstandig.

Slide 17 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
opdracht 1C
Kies 2 themawoorden uit:

- die je zelf lastig vindt
of
- die je voor een ander kiest
of
- laat de docent kiezen.

Slide 18 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
opdracht 2
- Lees goed de vraag en vul dan het antwoord in.
- Themawoorden in de plaat zetten.
   Er blijft 1 woord over!

- Zinnen schrijven met een woord uit de tekening.
   Let op leestekens.
opdracht 3

Slide 19 - Tekstslide

Starttaal VERVOLG deel A - thema 1 woordenschat les 1
opdracht 4
Maak de kruiswoordpuzzel.

Let op, aan het einde moet je nog een oplossing vinden d.m.v. de symbolen te koppelen met de letters uit de puzzel.

Slide 20 - Tekstslide

Klaar?

Nakijken en je boek
open inleveren.





Ga verder met KWT.

Slide 21 - Tekstslide