Grammatica woordsoorten H6 Bijwoord

Klas 2C welkom!
Vandaag:
- Stil lezen
- Herhalen woordsoorten
- Uitleg laatste woordsoort
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Klas 2C welkom!
Vandaag:
- Stil lezen
- Herhalen woordsoorten
- Uitleg laatste woordsoort

Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten op een rij
Grammatica woordsoorten op een rij:

Bepaald lidwoord (blw): de, het      
Onbepaald lidwoord (olw): een
Zelfstandig naamwoord (ZN): mensen, dieren, dingen + namen
alles waar je de/het/een voor kunt zetten
Bijvoeglijk naamwoord (BN): zegt iets over het ZN, mooie/grote
Zelfstandig werkwoord (ZWW): zie je meteen wat iemand doet: lopen, fietsen 
Hulpwerkwoord (HWW): helpt het gezegde maken: worden, kunnen
Koppelwerkwoord (KWW): staat in een NG (het ow wordt of is iets)
Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw.): Deze, die, dit, dat, zo'n
Vragend voornaamwoord (vr.vnw): Wie, wat, welke, wat voor
Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw):
Bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw):
Voorzetsel (vz): voor kast of feestje
Bepaald hoofdtelwoord (bep.hoofdtelw): één, twee.
Onbepaald hoofdtelwoord (onbep.hoofdtelw.): beetje, veel, weinig
Bepaald rangtelwoord (bep.rangtelw.): eerste, tweede
Onbepaald rangtelwoord (onbep.rangtelw.): zoveelste, middelste
Bijwoord: blijft over - zegt iets over ander bijwoord of het bn. 

Slide 2 - Tekstslide

Aan het eind van de les.....

  • kan ik een bijwoord benoemen in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

Bijwoord
Geeft plaats, tijd, (on)zekerheid, ontkenning aan.
Vraagwoorden: hoe, waar, waardoor, wanneer

Een bijwoord zegt iets over:
een hele zin, een werkwoord (hard fietsen),
een bijvoeglijk naamwoord (heel mooi),
een ander bijwoord (heel erg mooi)

Slide 4 - Tekstslide

Bijwoord
Een bijwoord kan van alles aangeven, bijvoorbeeld:
• tijd: gisteren, morgen, straks, vroeger, tegenwoordig;
• plaats: er, daar, hier, nergens, overal;
• zekerheid: absoluut, ongetwijfeld, vast, echt;
• ontkenning: niet, nooit, geenszins.


Slide 5 - Tekstslide

Bijwoord
Ook de vraagwoorden die je gebruikt om een bijwoordelijke bepaling te vinden (hoe, waar, waardoor, waarheen, waarom, wanneer enzovoort), zijn bijwoorden:
– Wanneer (bwb) / zal / de gymzaal / worden opgeknapt?


Want wat zijn de vragende voornaamwoorden ook alweer?

Slide 6 - Tekstslide

Bijwoord
Een bijwoord kan ook iets zeggen over een ander woord. Een bijwoord kan iets vertellen over:
• een werkwoord (Eske / fietst / snel) ;
• een bijvoeglijk naamwoord (De winkel / verkoopt / heel gezonde mueslirepen) ;
• een ander bijwoord (Geert / liep / bijzonder hard / tijdens de wedstrijd).

Let op: een bijwoord lijkt soms op een bijvoeglijk naamwoord, maar een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord en een bijwoord niet:
– Hidde kan goed (bw) pianospelen (zww).
– De labyrintrenner is een goed (bn) boek (zn).

Het eten was mega super ongelooflijk fantastisch lekker. 

Slide 7 - Tekstslide

Een bijwoord zegt iets over:
A
een werkwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een bijwoord
D
een zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Quizvraag

Is 'prachtig' in deze zin
een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?

Julia kan prachtig zingen.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 9 - Quizvraag

vragend voornaamwoord
bijwoord
waarom
waar
wat voor (een)
welke
wat
wanneer
hoe
wie

Slide 10 - Sleepvraag

bijvoeglijk naamwoord (BN)
bijwoord (BW)
De
burgemeester
moest
hard
lopen
naar
de
dichtsbijzijnde
bushalte.

Slide 11 - Sleepvraag

Wat kies je?
Ik snap het! Ik wil graag zelf aan de slag.
Ik snap het nog niet zo goed. Ik wil graag opdrachten samen maken

Slide 12 - Poll

Opdracht deze les
NL Online
planning

Klaar? 
Check of je alle opdrachten boven de 60% hebt gescoord. 
Daarna kun je gaan oefenen voor de toets!

Slide 13 - Tekstslide

Ik kan een voorzetsel en bijwoord in een zin herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Huiswerk
Aan de slag:
Planning in NN online






Slide 15 - Tekstslide