Beroepstaak 3 - W4 bijeenkomsten - budgetten

• Beroepstaak 3
• MBO
• Studiejaar 1

Feedback geven

Opdracht bespreken

Welke volgorde & G's zijn juist?

1. Gevoel - Gewenst - Gevolg - Gedrag
2. Gewoonte - Gedrag - Gevoel - Gevolg
3. Gedrag - Gewoonte - Gewenst - Gevoel
4. Gedrag - Gevoel - Gevolg - Gewenst

Budget

voor een bijeenkomst/event 

Doelen

Aan het eind weet je wat een budget is ten behoeve van een bijeenkomst/event

Wat is budgetteren?

1. geeft inzicht in het te verwachten bedrijfsresultaat, de winstgevendheid en de eventuele liquiditeitsproblemen.
2. Een overzicht van de vermoedelijke uitgaven en inkomsten voor de komende periode.
3. Budgetteren is vaststellen hoe hoog bepaalde kosten mogen zijn.
4. geeft aan wat de organisatie de komende periode denkt te investeren

Hoe noem je alle budgetten van de organisatie bij elkaar?

1. Begroting
2. Budget
3. Masterbudget
4. Kostenbudget

Wat is een vast budget?

1. Het bedrag is steeds anders.
2. Een vast bedrag, onafhankelijk van de omzet.
3. Aan het begin van elke periode wordt dit weer opgesteld.
4. Het omzetbudget en het kostenbudget samen.

Een overzicht dat aangeeft wat je mag gebruiken voor een
bijeenkomst/ event, is een:

1. Liquiditeitsbudget
2. kostenbudget
3. exploitatiebudget
4. Investeringsbudget

Functies budget bijeenkomst/event

Autorisatie

Controle

Beheer

Autorisatiefunctie

Door een budget te maken, autoriseer je een bepaalde persoon of afdeling tot het gebruik van een bepaald aantal middelen in een bepaalde periode.

Het bedrag dat gemachtigd is, mag degene zonder overleg uitgeven.

Controlefunctie

De cijfers van het budget vergelijk je achteraf met de werkelijke cijfers. Als er een verschil in zit, moet je dat verklaren.

Bedrag van € 30,- opgenomen -  € 50,- uitgegeven. 

Verklaren verschil 

Beheerfunctie

Door een budget toe te wijzen weet men bestedingsruimte ten behoeve van bijeenkomst/event

Welke functies van een budget voor een bijeenkomst/event kun je noemen?

Terugkoppelen doelen

Beheerfunctie

Autoristatiefunctie

Controlefunctie

Let op! Wat maak je wel en wat niet? 

1. Hieperdepiep NIET 

2. Wat mag niet ontbreken - Helemaal

3. Rendez-vous ALLEEN A & B (C & D NIET)

4. Nu al koffie? NIET

5. Hand op de knip - Helemaal 

6. In een handomdraai ALLEEN A