Intro speciale relativiteit

Speciale relativiteitstheorie
Introductie: basisbeginselen, tijdrek en lengtekrimp
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Speciale relativiteitstheorie
Introductie: basisbeginselen, tijdrek en lengtekrimp

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Openingsvraag
Karen scheurt met haar Kia Picanto door de woonwijk, met een lekkere donut in haar hand. Plots ziet ze haar ex, Juan, langs de weg staan. Ze schrikt hier zo van dat ze haar donut recht omhoog in de lucht gooit.
Hoe ziet de baan van de donut er uit volgens Karen?
En volgens Juan?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Openingsvraag
Karen en Juan zien dus een andere baan die de donut volgt, doordat Karen met een snelheid beweegt ten opzichte van Juan.

Wie heeft er gelijk? Wat is de echte baan die de donut volgt?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Openingsvraag
Karen en Juan hebben allebei gelijk. De beweging van een voorwerp wordt door verschillende waarnemers anders beschreven. Het is dus relatief.

Waar zijn Karen en Juan het wél over eens?
(met betrekking tot de donut)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speciale relativiteitstheorie
De beweging van een voorwerp wordt door verschillende waarnemers anders beschreven.
Fysische eigenschappen, zoals de waarde van g, zijn voor alle waarnemers gelijk.

Dit is één van de basisbeginselen van Einstein's speciale relativiteitstheorie.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speciale relativiteitstheorie
Vorige periode hebben we het over elektriciteit en magnetisme gehad. Hierin kwamen de grootheden    en     voor. Het blijkt dat

Fysische eigenschappen, zoals      en     , zijn voor alle waarnemers gelijk.


c=μ0ϵ01
μ0
ϵ0
ϵ0
μ0

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speciale relativiteitstheorie
Vorige periode hebben we het over elektriciteit en magnetisme gehad. Hierin kwamen de grootheden    en     voor. Het blijkt dat

Fysische eigenschappen, zoals      en     , zijn voor alle waarnemers gelijk.
       De lichtsnelheid is voor alle waarnemers gelijk.


c=μ0ϵ01
μ0
ϵ0
ϵ0
μ0

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speciale relativiteitstheorie
  • Fysische eigenschappen zijn voor alle waarnemers gelijk.
  • De lichtsnelheid is voor alle waarnemers gelijk.
  • De lichtsnelheid is tevens de maximale snelheid in het heelal.

Dit zijn de basisbeginselen van de speciale relativiteitstheorie.

NB: dit geldt alleen voor waarnemers die zich in een inertiaalstelsel bevinden, waar de 1e wet van Newton geldt.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speciale relativiteitstheorie
  • Fysische eigenschappen zijn voor alle waarnemers gelijk.

Je mag dus kiezen vanuit welk oogpunt je de beweging beschrijft. De uitkomst voor fysische eigenschappen is gelijk. Bij het voorbeeld van de donut hadden we de oogpunten van Karen en Juan.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mag je dit probleem ook vanuit het oogpunt van de donut beschrijven?
A
Ja
B
Nee
C
Je hebt niet genoeg info hiervoor

Slide 10 - Quizvraag

De donut beschrijft een valbeweging, en dit is een versnelde beweging. De eerste wet van Newton geldt niet.
Speciale relativiteitstheorie
  • Fysische eigenschappen zijn voor alle waarnemers gelijk.
  • De lichtsnelheid is voor alle waarnemers gelijk.
  • De lichtsnelheid is tevens de maximale snelheid in het heelal.

Dit zijn de basisbeginselen van de speciale relativiteitstheorie.

NB: dit geldt alleen voor waarnemers die zich in een inertiaalstelsel bevinden, waar de 1e wet van Newton geldt.
Fres=0

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speciale relativiteitstheorie
De lichtsnelheid is voor alle waarnemers gelijk.
v=ts

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speciale relativiteitstheorie
De lichtsnelheid is voor alle waarnemers gelijk.




We kunnen dus verwachten dat er effecten op tijd en op afstanden gaan optreden.
v=ts

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen voor tijd
Het is duidelijk dat de (relatieve) snelheid v tussen waarnemers invloed zal hebben (Karen en Juan).

Voorbeeldsituatie: ruimtegevechten

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen voor tijd
Het is duidelijk dat de (relatieve) snelheid v tussen waarnemers invloed zal hebben (Karen en Juan).

Tijd tussen waarnemers verandert met de gammafactor:
γ=1c2v21
Afleiding komt later voor geïnteresseerden

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de waarde van gamma voor v=0, v=c? Hoe verandert gamma dus met v?
Gevolgen voor tijd
Tijd tussen waarnemers verandert met de gammafactor:
γ=1c2v21
Δtb=γΔte
Eigentijd, tijd(sverschil) volgens voorwerp/
waarnemer zelf
Tijd(sverschil) volgens bewegende waarnemer

Slide 16 - Tekstslide

VB: Bij gamma=2 (v=0,87c) gaat de tijd half zo snel voor de bewegende waarnemer
Gevolgen voor tijd
Tijd tussen waarnemers verandert met de gammafactor.

          , dus hoe sneller je gaat, hoe trager de tijd gaat!


Dit verschijnsel heet "tijdrek".
Δtb=γΔte
γ1

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen voor tijd
Tijd tussen waarnemers verandert met de gammafactor.

          , dus hoe sneller je gaat, hoe trager de tijd gaat!

Voorbeeld 1: kosmische muonen (boek)
Δtb=γΔte
γ1

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen voor tijd

Voorbeeld 2: Een stoplicht gaat over 1,0 s op rood. Karen is echter nog 6,0 s van het stoplicht verwijderd. Karen waant zich slim en wil gebruik maken van tijdrek om het stoplicht toch nog te halen. Hoe hard moet Karen daarvoor rijden?
Δtb=γΔte

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen voor ruimte
Voor de tijd hebben we gezien dat de tijd voor een externe waarnemer langzamer gaat dan die van het object zelf.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen voor ruimte
Voor de tijd hebben we gezien dat de tijd voor een externe waarnemer langzamer gaat dan die van het object zelf.

Hoeveel langzamer wordt gegeven door
Δtb=γΔte

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen voor ruimte
Voor de tijd hebben we gezien dat de tijd voor een externe waarnemer langzamer gaat dan die van het object zelf.

Hoeveel langzamer wordt gegeven door

Hoe zou de formule voor de afstand eruit zien?
Δtb=γΔte

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke richting verandert de ruimtelijke afstand allemaal?
A
Alle richtingen
B
Alleen in de richting van de beweging
C
Alleen in de richting L op de beweging
D
Kun je niet weten

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen voor ruimte
v=ts
Afgelegde weg - in de bewegings richting!
De afstand verandert dus alleen in de bewegingsrichting.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afstand meten
Hoe meet je de afgelegde weg?
timer
3:00

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afstand meten
Hoe meet je de afgelegde weg?
x van een punt van het voorwerp aan het begin
x van een punt van het voorwerp aan het eind

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afstand meten
Hoe meet je de afgelegde weg?
x van een punt van het voorwerp aan het begin
x van een punt van het voorwerp aan het eind
s=vt

Slide 27 - Tekstslide

Bij constante snelheid
Afstand meten
Voorbeeld: lengte van de auto
Afgelegde weg volgens Karen (zit in de auto)
Afgelegde weg volgens Juan (staat langs de weg)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afstand meten
Afgelegde weg volgens Karen



Afgelegde weg volgens Juan



sK=vΔtK
=vΔte

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afstand meten
Afgelegde weg volgens Karen



Afgelegde weg volgens Juan



sK=vΔtK
sJ=vΔtJ=vΔtb
=vΔte
=vγΔte

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afstand meten
Afgelegde weg volgens Karen



Afgelegde weg volgens Juan



sK=vΔtK
sJ=vΔtJ=vΔtb
=vΔte
=vγΔte
sJ=γsK

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen voor ruimte
De afstand neemt dus af met een factor   


Maar de afstand was de lengte van de auto!

De lengte van een voorwerp neemt dus af met een factor     !
sJ=γsK
γ
γ

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen voor ruimte
De lengte van een voorwerp neemt af met    

Dit verschijnsel heet lengtekrimp
γ

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Optioneel extra: afleiding van de gammafactor
Bekijk deze lichtklok, bestaande uit een pulserende lamp en een spiegel op een afstand d van de lamp. Telkens als een lichtpuls weer terug is bij de lamp, gaat de teller van de klok 1 stap verder.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afleiding van de gammafactor
We laten de lichtklok naar rechts bewegen om twee gebeurtenissen te meten. d is zo afgesteld dat een lichtpuls precies weer terug is voor de tweede gebeurtenis.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afleiding van de gammafactor
De tijd die een lichtpuls nodig heeft om weer terug te komen is:


Dit is de eigentijd van deze gebeurtenis, want: 
- de lichtsnelheid is voor alle waarnemers gelijk is, en 
- de puls beweegt loodrecht op de beweging van de klok (en ondervindt dus geen lengtekrimp).
t=c2d

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afleiding van de gammafactor
Volgens een stilstaande waarnemer legt de lichtpuls de afstand d af in een tijd 0,5tB.
Mbv Pythagoras en s = v t 
     kunnen we d nu zo schrijven:
d=c2v22tB

Slide 37 - Tekstslide

Met tB de tijd tussen A en B volgens deze waarnemer
Afleiding van de gammafactor
Omgeschreven:

en we hadden:

tE=c2d
2d=c2v2tB

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afleiding van de gammafactor
Dus:

Q.E.D.

tE=cc2v2tB=1c2v2tB=γ1tB
tE=c2d
2d=c2v2tB

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Opdrachten 1 t/m 5 uit het boek

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies