Oefentoets grammatica

Toets grammatica 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Toets grammatica 

Slide 1 - Tekstslide

Noteer de pv: We stonden uren in de rij voor het loket.

Slide 2 - Open vraag

Noteer de pv: Volgend jaar gaan we een reis door de Verenigde Staten maken.

Slide 3 - Open vraag

In Amsterdam is heel veel te doen.
In amsterdam =
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Quizvraag

Zullen we een partijtje voetbal spelen? Een partijtje voetbal =
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 5 - Quizvraag

Kevin heeft zijn vrienden een mail gestuurd.
Zijn vrienden =
A
Werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 6 - Quizvraag

Loyd geeft zijn vriendin bonbons.
wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 7 - Open vraag

Morgen geef ik je tien euro.
Wat is het onderwerp?

Slide 8 - Open vraag

Mijn ouders gaan wandelen in het bos.
Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Slide 9 - Open vraag

Kun je snel antwoord geven?
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 10 - Open vraag

Welke vraag stel je als je het onderwerp van een zin zoekt?
A
De vraag: Aan / voor wie + gezegde + onderwerp?
B
De vraag: Wie of wat + gezegde?
C
De vraag: Wie of wat + gezegde + onderwerp?

Slide 11 - Quizvraag

Mijn vader vindt zijn werk leuk.
werk =
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Ik werk hard om te slagen.
werk =
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Petra en Gilles leven samen.
leven =
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Rianne wil haar leven het liefst surfend doorbrengen.
leven =
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord geeft een kenmerk of eigenschap van een
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
zelfstandig naamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Sleep het juiste bezittelijk voornaamwoord naar het juiste persoonlijk voornaamwoord.
ik
jij
hij
wij
zij (meervoud)
zijn
hun
mijn
onze
jouw

Slide 17 - Sleepvraag

De
verkoper
Glimlacht
Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord

Slide 18 - Sleepvraag

De
mooie
bloemen
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Sleepvraag

De juf moet haar lange taalles uitleggen
persoonsvorm
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord

Slide 20 - Sleepvraag