Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Toetsvoorbereiding periode 3
kennistoets periode 3
Basiszorg leerstof uitblauwe boek:
Thema 2 hoofdstuk 4 Zieke cliënten
Thema 6 hoofdstuk 15 t/m 19 Relevante ziektebeelden
1 / 39
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Welzijn
MBO
Studiejaar 2
In deze les zitten
39 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
kennistoets periode 3
Basiszorg leerstof uitblauwe boek:
Thema 2 hoofdstuk 4 Zieke cliënten
Thema 6 hoofdstuk 15 t/m 19 Relevante ziektebeelden
Slide 1 - Tekstslide
Welke onderdelen horen bij het spijsverteringsstelsel
A
maag en nieren
B
lever en dikke darm
C
slokdarm en longen
D
dunnedarm en hart
Slide 2 - Quizvraag
Welke functie heeft de slokdarm?
A
opslaan van voedsel
B
verteren van voedsel
C
transporteren van voedsel
D
aanmaken van speeksel
Slide 3 - Quizvraag
Wat is waar over de dunne darm?
A
voedingsstoffen worden opgenomen in het bloed
B
Eiwitten worden er gesplitst
C
vocht wordt opgenomen in het bloed
D
er wordt energie opgeslagen
Slide 4 - Quizvraag
Wat is waar over de maag?
A
de maag maakt gal aan
B
de maag maakt insuline aan
C
de voedingsstoffen worden opgenomen in het bloed
D
de maag kneedt het voedsel
Slide 5 - Quizvraag
Hoe gaat het voedsel door het spijsverteringskanaal?
A
mond- slokdarm- maag- dunnedarm- dikkedarm
B
mond- slokdarm- maag- endeldarm- dikkedarm
C
mond- maag- slokdarm- endeldarm- dikkedarm- dunnedarm
D
maag- slokdarm, dunnedarm- dikkedarm
Slide 6 - Quizvraag
Welke aandoeningen kan iemand hebben aan het spijsverteringskanaal?
A
CVA en maagzweer
B
blindedarmontsteking en diabetes
C
aambeien en astma
D
ziekte van Crohn en Parkinson
Slide 7 - Quizvraag
Bij Diabetes Mellitus worden de volgende zaken gebruikt:
A
bloeddrukmeter
B
glucosemeter
C
epipen
D
zandloper
Slide 8 - Quizvraag
Een eetstoornis is bijvoorbeeld:
A
Ziekte van Crohn
B
Diabetes Mellitus
C
Longembolie
D
Boulimia
Slide 9 - Quizvraag
Diabetes Type 1 is
A
insuline afhankelijke type
B
insuline onafhankelijke type
C
ontstaat op oudere leeftijd
D
ontstaat door obesitas
Slide 10 - Quizvraag
Een normale hartslag bij een gezonde volwassene is
A
35 slagen per minuut
B
120 slagen per minuut
C
55 slagen per minuut
D
75 slagen per minuut
Slide 11 - Quizvraag
De aorta is
A
de grootste slagader met zuurstofrijk bloed
B
de grootste slagader met zuurstofarm bloed
C
een ader die de longen voorziet van zuurstof arm bloed
D
een ader die zuurstofarm bloed naar het hart brengt
Slide 12 - Quizvraag
De hartslag kan je meten op de volgende plaatsen:
A
knieholte en pols
B
hals en borst
C
pols en liezen
D
hals en oksel
Slide 13 - Quizvraag
Een verhoogde hartslag ontstaan bijvoorbeeld door:
A
braken
B
tijdens de slaap
C
bloedingen
D
bij een goede conditie
Slide 14 - Quizvraag
Signalen voor een hartinfarct kunnen zijn:
A
pijn op de borst en incontinentie
B
misselijkheid en vochtige koude huid
C
spraakstoornis en pijn in de rug
D
wazig zien en veel plassen
Slide 15 - Quizvraag
Cliënten hebben na een CVA vaak blijvend last van:
A
halfzijdige verlamming en afasie
B
incontinentie en verwardheid
C
jeuk en wazig zien
D
spraakproblemen en benauwdheid
Slide 16 - Quizvraag
Afasie is
A
een taal- spraakstoornis
B
te hoge bloedsuiker
C
mobiliteitsprobleem
D
te lage bloedsuiker
Slide 17 - Quizvraag
Bij een hypo heeft de cliënt last van:
A
veel dorst en veel plassen
B
droge tong en slaperigheid
C
slecht humeur en wazig zien
D
jeuk en flauwvallen
Slide 18 - Quizvraag
Het ademhalingsstelsel bestaat uit:
A
longen en slokdarm
B
luchtpijp en bronchiën
C
keelholte en slokdarm
D
luchtpijp en onderste holle ader
Slide 19 - Quizvraag
Bij COPD:
A
is de oorzaak vaak roken
B
is de longfunctie normaal
C
is de oorzaak een allergie
D
is erfelijk
Slide 20 - Quizvraag
Bij Astma:
A
is de oorzaak meestal roken
B
is de oorzaak vaak een allergie
C
klachten zijn hoesten en slijm
D
chronisch en wordt steeds slechter
Slide 21 - Quizvraag
Een prothese is
A
is een reinigingsmiddel voor brillen
B
is een medicijn bij maagproblemen
C
is een hulpmiddel bij benauwdheid
D
is een lichaamsvervangend onderdeel
Slide 22 - Quizvraag
Lichamelijke beperkingen is NIET:
A
motorische beperking
B
verstandelijke beperking
C
zintuiglijke beperking
D
orgaanbeperking
Slide 23 - Quizvraag
Artrose is
A
ontstekingen in de botten
B
slijtage van de botten
C
ontstekingen in de gewrichten
D
slijtage van de gewrichten
Slide 24 - Quizvraag
Bij Artrose heeft de cliënt vooral last van:
A
pijn, vooral bij het beginnen met bewegen
B
gezwollen gewrichten
C
roodheid rond de gewrichten
D
soms koorts
Slide 25 - Quizvraag
Bij reuma heeft de cliënt vooral last van:
A
stijfheid en kraken van het gewricht
B
warme, gezwollen en rode gewrichten
C
pijn , vooral bij beginnen met de beweging
D
zweetvoeten
Slide 26 - Quizvraag
ALS is een ziekte met
A
een langzaam en ernstig verloop
B
een lange levensverwachting
C
een medicijn om het te genezen
D
een snel en heftig verloop
Slide 27 - Quizvraag
het zenuwstelsel bestaat uit
A
bronchiën en hersenen
B
hersenstam en spieren
C
hersenen en zenuwen
D
ruggemerg en bronchiën
Slide 28 - Quizvraag
Fantoompijn komt voor bij
A
MS
B
ALS
C
Diabetes Mellitus
D
amputaties
Slide 29 - Quizvraag
Spierziekten zijn:
A
Ziekte van Duchenne
B
ALS
C
MS
D
Epilepsie
Slide 30 - Quizvraag
Bij spasmen hebben cliënten last van
A
verstoorde slikfunctie
B
benauwdheid
C
ongecontroleerde samentrekking van spieren
D
slaperigheid
Slide 31 - Quizvraag
Een stoma komt voor bij aandoeningen aan:
A
het zenuwstelsel
B
de longen
C
de spieren
D
het spijsverteringskanaal
Slide 32 - Quizvraag
Een voorbeeld van een lichamelijke niet aangeboren beperking is
A
Diabetes type 1
B
Ziekte van Duchenne
C
Diabetes type 2
D
syndroom van Down
Slide 33 - Quizvraag
COPD leidt tot een
A
orgaanbeperking
B
zintuiglijke beperking
C
motorische beperking
D
verstandelijke beperking
Slide 34 - Quizvraag
Snoezelen is een benaderingswijze die geschikt is bij:
A
cliënten met een licht verstandelijke beperking
B
cliënten met ernstige verstandelijke beperking
C
cliënten met een motorische beperking
D
cliënten in de eerste fase van dementie
Slide 35 - Quizvraag
Validation wordt toegepast bij dementerenden om
A
ze te helpen zich te oriënteren
B
ze te helpen ontspannen in een warme omgeving
C
ze te bevestigen in hun eigen verhaal
D
ze te corrigeren als ze verward zijn
Slide 36 - Quizvraag
Een cliënt een knuffel geven, de hand vasthouden of een nachtzoen geven is een voorbeeld van
A
validation
B
Warme zorg
C
Realiteits Oriëntatie Behandeling
D
Snoezelen
Slide 37 - Quizvraag
Ik heb voldoende kennis om de grote kennistoets te kunnen maken
A
ja ik had bijna alles goed
B
nee ik moet bijna alles nog een keer doornemen
C
ja en nee, ik weet wel wat ik nog wil leren
D
Nee ik vind het heel moeilijk
Slide 38 - Quizvraag
Succes met Leren!!
Slide 39 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
les 1 kvvd vvt gehoor en visus
November 2021
- Les met
23 slides
Verpleging en verzorging
MBO
Studiejaar 4
begrippen thema 6
Maart 2020
- Les met
23 slides
Gezondheidskunde les 6 COPD, Diabetes & Kanker SW1
December 2020
- Les met
21 slides
Welzijn
MBO
Studiejaar 1
ADL voorbereiding
Juni 2024
- Les met
19 slides
Gezondheidszorg
MBO
Studiejaar 1
Ziektebeelden in de verpleegkunde
September 2023
- Les met
29 slides
Verpleging en verzorging
MBO
Studiejaar 2
Toets ziekte leer oefen toets.
Juli 2024
- Les met
33 slides
Zorg en Welzijn
MBO
Studiejaar 1
Gezondheidskunde 2 Les 4 Astma en Reuma
Mei 2021
- Les met
17 slides
verzorging
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Ondersteuning bij mobiliteitsproblemen
Februari 2022
- Les met
22 slides
Welzijn
Middelbare school
havo
Leerjaar 4