Bloed- en orgaandonatie

afweersysteem bij (bloed)donatie
en zwangerschap

Pak je tekst- en werkboek erbij en een pen!
VWO:  paragraaf 9.5
GYM: paragraaf 10.4
Camera aan! 
vragen stellen in Lesson up!
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

afweersysteem bij (bloed)donatie
en zwangerschap

Pak je tekst- en werkboek erbij en een pen!
VWO:  paragraaf 9.5
GYM: paragraaf 10.4
Camera aan! 
vragen stellen in Lesson up!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorkennis infectieziekten en afweersysteem:

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een belangrijk verschil tussen een bacterie en een virus?
A
Alle virussen maken je ziek, terwijl er ook goedaardige bacteriën zijn.
B
Bacteriën kunnen zichzelf voortplanten, virussen hebben jouw cellen daarvoor nodig. Daarom dringen ze je cellen binnen.
C
Alle bacteriën maken je ziek, terwijl er ook virussen zijn die je géén kwaad doen.
D
virussen zijn cellen, bacteriën zijn DNA met een eiwitmantel eromheen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke cellen vormen je algemene afweer?
A
vreetcellen
B
Je huid en slijmvliezen
C
antistofcellen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vreetcel achtervolgt bacterie

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom vormen antistofcellen de 'specifieke' afweer?
A
Deze cellen kunnen ziekteverwekkers van verre opsporen
B
Één type antistof kan gericht één type ziekteverwekker uitschakelen
C
Omdat de cellen precies op de ziekteverwekker passen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

antistofcel
virus
antistof
antigeen

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Antigeen is gemeen
Antistof (antilichaam) is tof

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor wordt je niet meer ziek als je (na 1e besmetting of vaccinatie) een tweede keer met precies dezelfde ziekteverwekker in aanraking komt?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is waar?
A
Vanaf je 18e ben je automatisch orgaandonor
B
Vanaf je 18e ben je orgaandonor als je daar toestemming voor geeft in het donorregister

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ook je eigen lichaamscellen bevatten allerlei antigenen.
Die verschillen... 
> per type cel 
> per persoon


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mag iemand met bloedgroep A  bloed krijgen van iemand met bloedgroep B?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mag iemand met bloedgroep A bloed krijgen van iemand met bloedgroep AB?.....

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke antiGENEN heeft iemand met bloedgroep A? En welke antiSTOFFEN?
A
antigenen A anti-B
B
antigenen B anti-A

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Anti = tegen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kan iemand met bloedgroep A bloed krijgen van iemand met bloedgroep AB, en waarom?
A
nee, anti-B van de ontvanger zal antigenen B aanvallen
B
nee, Antigenen B van de ontvanger, zullen anti-B aanvallen
C
Nee, anti-AB van de ontvanger zal AB aanvallen
D
ja, Antigen A is bekend, dus geen Anti-A

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Anti = tegen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke antigenen heeft iemand met bloedgroep 0 en welke antistoffen?
A
antigeen 0, anti A en anti B
B
antigeen 0 anti-A, anti-B en anti-AB
C
geen antigeen en anti-A en anti-B
D
antigenen A en B en geen antistoffen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kan iemand met Bloedgroep A bloed met bloedgroep 0 ontvangen?
A
nee, Bloedgroep A heeft anti-O
B
nee, bloedgroep 0 heeft anti-A
C
Ja, tegen 0 bestaan geen antistoffen
D
ja, bloedgroep 0 heeft geen anti-A

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak opdracht 8 en 9

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mensen die resuspositief zijn, hebben:
A
wel resusantigenen
B
geen resusantigenen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

kan iemand met A- bloed ontvangen van 0+?
A
ja, 0+ is naakt, dus wordt niet aangevallen
B
Nee, antigeen 0 van de gever wordt aangevallen
C
nee, de rhesusfactor van de gever wordt aangevallen
D
nee, antigeen A van de ontvanger wordt aangevallen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak opdracht 11

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

na 1e bevalling maakt moeder anti Rhesus


Moeder Rh -
Kind Rh +

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tweede zwangerschap:
mogelijk baby met 
Rhesusziekte = kapotte 
rode bloedcellen =
bloedarmoede 
Oplossing: antiresus inspuiten bij 1e zwangerschap > moeder maakt geen geheugencellen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer kan de resus-factor problemen opleveren bij een zwangerschap?
A
Moeder: rh+ Kind: rh-
B
Moeder: rh+ Kind: rh+
C
Moeder: rh- Kind: rh-
D
Moeder: rh- Kind: rh+

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor levert dit pas gevaar op voor het kind bij de tweede zwangerschap?
A
Bij het eerste kind heeft de moeder nog niet zo veel anti Rhesus
B
De eerste baby is nooit rhesuspositief
C
De moeder maakt pas anti Rhesus aan bij contact met bloed
D
Het eerste kindje heeft afweercellen tegen de antistoffen van moeder

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de stelling juist of onjuist?

Resusnegatief bloed bevat altijd antistoffen voor het resus-antigeen.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de stelling juist of onjuist?

bloedgroep A bevat altijd anti B, bloedgroep B altijd anti A en bloedgroep 0 anti A en B, zonder dat er contact is geweest met het bloed van een ander.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

HUH?

Veel voorkomende bacteriën hebben antigenen die lijken A en B, vandaar dat we al antistoffen maken, zonder contact met ander bloed.

Iemand met bloedgroep A maakt dus geen antistoffen tegen bacteriën met een op A lijkend antigen, maar wel op bacteriën met een op B lijkend antigen. De vorm is zo gelijkend dat de antistoffen ook passen op B.
Huh?! Hoe kan dat?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veel voorkomende bacteriën zien er zo uit:

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom wordt het bloed van een foetus met bloedgroep B dan niet aangevallen door het bloed van de moeder met bloedgroep A?
A
Doordat de moeder pas anti A aanmaakt na de eerste bevalling
B
Doordat de anti A en anti B niet net als anti rhesus door de placenta heen kunnen

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom geen orgaandonor?

Slide 35 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Waarom wel orgaandonor?

Slide 36 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga jij invullen? op de vraag: Wil je orgaandonor worden?
zeker ja
denk ja
weet ik nog niet
denk nee
zeker nee
ik laat mijn nabestaanden beslissen

Slide 37 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog over corona, immuniteit en vaccinaties?

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijk
Kunstmatig
Actief
Passief
antistof in moedermelk
je krijgt corona en wordt beter
injectie met vaccin
antistofinjectie

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zit er in de gangbare vaccinaties?

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het Pfizer en Moderna vaccin bevatten een stukje RNA. Waar bevat dit RNA het recept voor?

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ribosomen lezen het RNA af, en gaan virusuitsteeksels produceren.
Je antistofcellen herkennen de virusuitsteeksels als lichaamsvreemd, en ruimen de cellen op en maken antistoffen. 
Met het vaccin wordt RNA in je cellen ingebracht.
Er worden geheugencellen gemaakt.
Wanneer je met het échte coronavirus in aanraking komt, komt deze reactie veel sneller op gang. Je wordt niet meer ziek.

Slide 42 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou ervoor kunnen zorgen dat een (corona)vaccin niet meer werkt?

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk:
VWO: paragraaf 9.5
opdr: 8,9,11,12,13 (als je het moeilijk vindt ook 6,7,10)
GYM: paragraaf 10.4
opdr: 4,5 (6,7) 8,9 (10), 11,12,15,16 (opdrachten tussen haakjes voor als je het lastig vindt)

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies