Samengestelde zinnen ontleden

Welkom T3!
Wat weet je nog van:

- bijvoeglijke bepaling
- hoofd- en bijzinnen
- zinsdeelzinnen?

(volgende dia) 
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom T3!
Wat weet je nog van:

- bijvoeglijke bepaling
- hoofd- en bijzinnen
- zinsdeelzinnen?

(volgende dia) 

Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag
Bespreken planning/ toetsen komende weken
Uitleg woordsoorten?
Herhalen naar keuze
Oefenen
Les nabespreken
Einde les

Slide 2 - Tekstslide

Toetsen en planning
Nog vier lessen deze periode
Vrijdag 9/ 10: diagnostische toets maken en nabespreken
Woensdag 14/10: Fictieopdracht bespreken? Oefenen voor toets?
Vrijdag  16/10: Toets! Grammatica en Spelling hoofdstuk 1

Slide 3 - Tekstslide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 4 - Tekstslide

Doelen van de les
1. Je kunt hoofdzinnen en bijzinnen aanwijzen in een zin.
2. Je kunt bijzinnen als volgt benoemen:
  • ow-zin
  • iv-zin
  • mv-zin
  • wb-zinb
  • nw.deel;-zin
  • vv-zin

Slide 5 - Tekstslide

Doelen van de les
Je kunt de werkwoordsvormen benoemen en spellen
Je kunt werkwoorden benoemen in samengestelde zinnen

Slide 6 - Tekstslide

Samengestelde zinnen ontleden
Het benoemen van hoofd- en bijzinnen

Slide 7 - Tekstslide

Weet je het nog?
Samengestelde zin = een zin met twee of meer persoonsvormen:

1. Ik ging naar het dorp en ik kocht daar een ijsje.
2. Toen ik gisteren naar het dorp ging, kocht ik daar een ijsje.

Slide 8 - Tekstslide

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:


Slide 9 - Tekstslide

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:

1. Ik ging naar het dorp en ik kocht daar een ijsje.
* Ik niet ging naar het dorp en ik niet kocht daar een ijsje.


Slide 10 - Tekstslide

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:

2. Toen ik gisteren naar het dorp ging, kocht ik daar een ijsje.
* Toen ik gisteren niet naar het dorp ging, kocht niet ik daar een ijsje.


Slide 11 - Tekstslide

Weet je het nog?
Hoofdzin = een zin waarin onderwerp en persoonsvorm meestal niet scheidbaar zijn:

1. Ik ging naar het dorp en ik kocht daar een ijsje.
    Hoofdzin                         + Hoofdzin
2. Toen ik gisteren naar het dorp ging, kocht ik daar een ijsje.
     Bijzin                                                             + Hoofdzin


Slide 12 - Tekstslide

Weet je het weer?
Er volgt nu weer een oefening. 
Als je iets niet snapt tijdens de oefening (of ervoor): 
  • Bekijk dan eerst de hulp die beschikbaar is.
  • Als dit niet genoeg is, vraag dan hulp aan je buurman of          -vrouw.
  • Als die het ook niet snapt, steek dan je hand omhoog.

Slide 13 - Tekstslide

Benoem de bijzin:
1. Wie de wedstrijd wint, wordt zeker kampioen.

Slide 14 - Open vraag

Benoem de bijzin:
2. Haar reactie was helaas zoals ik voorspeld had.

Slide 15 - Open vraag

Benoem de bijzin:
3. Als het dooit, kunnen de schaatswedstrijden niet doorgaan.

Slide 16 - Open vraag

Benoem de bijzin:
4. Ik kan me dat niet voorstellen.

Slide 17 - Open vraag

Benoem de bijzin:
5. Wie snel wil verbeteren, kan ik dit trucje aanraden.

Slide 18 - Open vraag

Weet je het nog: Nee?
Als je het na deze uitleg nog steeds niet meer zo goed weet of snapt, kijk dan het filmpje in de volgende slide. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Weet je het nog: Ja?
Als je het weer helemaal weet en snapt, laat je dat even zien in de volgende oefening:

Slide 21 - Tekstslide

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Karel roept naar zijn klasgenoten, maar zij horen hem niet.
A
Karel roept naar zijn klasgenoten
B
maar zij horen hem niet
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 22 - Quizvraag

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Karel roept naar zijn klasgenoten, dat ze zijn tas moeten meenemen.
A
Karel riep naar zijn klasgenoten
B
dat ze zijn tas moeten meenemen
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 23 - Quizvraag

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Ik vroeg je of je worst lust.
A
Ik vroeg je
B
of je worst lust
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 24 - Quizvraag

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Omdat het eindelijk droog is, kan ik naar de supermarkt
A
Omdat het eindelijk droog is
B
kan ik naar de supermarkt
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 25 - Quizvraag

Benoem de bijzin in de volgende zin:
Kom je vanavond of kom je vanmiddag?
A
Kom je vanavond
B
of kom je vanmiddag?
C
Het zijn twee hoofdzinnen

Slide 26 - Quizvraag

Gelukt? Mooi!
Dan gaan we nu verder met het benoemen van de bijzinnen.
(Als je fouten hebt gemaakt, dan is dat geen probleem, maar steek dan wel even je hand omhoog).

Slide 27 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
Kijk het filmpje op de volgende slide over het benoemen van bijzinnen.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Wat is de bijzin?

Veel reizigers waren doordat het zo hard sneeuwde, op het NS-station gestrand.
A
Veel reizigers
B
op het NS-station gestrand
C
Veel reizigers waren
D
doordat het zo hard sneeuwde

Slide 30 - Quizvraag

Hoe benoem je de bijzin?

Veel reizigers waren doordat het zo hard sneeuwde, op het NS-station gestrand.

A
ow-zin
B
bwb-zin
C
nw.deel.-zin
D
mv-zin

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de bijzin?
'Wie de hele waarheid wil kennen, moet vroeg opstaan'
A
wie wil kennen
B
de hele waarheid
C
wie de hele waarheid wil kennen
D
moet vroeg opstaan

Slide 32 - Quizvraag

Hoe benoem je de bijzin?
Wie de hele waarheid wil kennen, moet vroeg opstaan.
A
ow-zin
B
bwb-zin
C
lv-zin
D
nw.deel-zin

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de bijzin?
'Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft zal ik extra oefeningen geven.'
A
Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft
B
Zal ik extra oefeningen geven
C
wie geen goede uitspraak heeft
D
extra oefeningen geven

Slide 34 - Quizvraag

Hoe benoem je de bijzin?

Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft zal ik extra oefeningen geven.

A
Ow-zin
B
Mv-zin
C
Lv-zin
D
Bwb-zin

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de bijzin?
'Alle Nederlanders weten dat de Friezen een apart volk zijn.'
A
Alle Nederlanders weten
B
Alle Nederlanders weten dat
C
Dat de Friezen een apart volk zijn
D
de Friezen een apart volk zijn

Slide 36 - Quizvraag

Hoe benoem je de bijzin?
Alle Nederlanders weten dat de Friezen een apart volk zijn.
A
nw.deel-zin
B
bwb-zin
C
ow-zin
D
lv-zin

Slide 37 - Quizvraag

Hoe gingen de opdrachten?
A
Super, ik had helemaal geen problemen!
B
Ik had een paar problemen, maar het ging best goed.
C
Ik kon een paar oefeningen niet maken.
D
Ik begreep er helemaal niks van.

Slide 38 - Quizvraag

Zinsontleding
Opdrachten om de zinsontleding te herhalen

Slide 39 - Tekstslide

oefening 1 - enkelvoudige zin 
Ontleed de onderstaande zin t/m bijvoeglijke bepaling.

"In 2003 heeft een Zweeds onderzoeksbedrijf een groot, Hollands schip uit de zeventiende eeuw ontdekt."

Slide 40 - Tekstslide

Antwoord oefening 1 
"In 2003 heeft een Zweeds onderzoeksbedrijf een groot, Hollands schip uit de zeventiende eeuw ontdekt."

pv = heeft; ow = een Zweeds onderzoeksbedrijf;wg = heeft ontdekt; lv = een groot, Hollands schip uit de zeventiende eeuw; bwb = in 2003; bijv. bep. =  Zweeds > onderzoeksbedrijf, groot > schip, Hollands > schip, uit de zeventiende eeuw > schip, zeventiende > eeuw 

Slide 41 - Tekstslide

oefening 2 - zinsdeelzin
Neem de bijzin over en zet erachter welke zin ze binnen de hoofdzin zijn: ow-zin, nw-deel-zin, lv-zin, mv-zin, bwb-zin.

 "Wie niet netjes met mijn spullen omgaat, leen ik mijn PlayStation niet meer uit."


Slide 42 - Tekstslide

Antwoord oefening 2 
 "Wie niet netjes met mijn spullen omgaat, leen ik mijn PlayStation niet meer uit."

bijzin: wie ... omgaat
zinsdeelzin: wie ... omgaat = mv-zin 

Denk aan het stappenplan! Vervang de bijzin door een woord/woordgroep, nieuwe zin ontleden, zinsdeel staat gelijk aan zinsdeelzin.

Slide 43 - Tekstslide

Uitleg woordsoorten
Bekijk het filmpje op de volgende dia  voor  uitleg over  grammatica woordsoorten hoofdstuk 1 

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video

Oefenen werkwoordspelling
Op de volgende dia's vind je een taaltest en een uitlegfilmpje. Bepaal zelf of je eerst de test gaat doen of eerst het filmpje met uitleg (herhaling) bekijkt.

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Link

Slide 48 - Video

Waar wil je nog extra uitleg over hebben?

Slide 49 - Open vraag

Wat wil je nog extra oefenen?

Slide 50 - Open vraag

Klaar!

Slide 51 - Tekstslide