feedback feedup feedforward

Feedback, feedup en feedforward
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Feedback, feedup en feedforward

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al over het geven van feedback?

Slide 2 - Woordweb

Aan het einde van deze uitleg weet je: 


  • Wat feedback, feedup en feedforward is
  • Hoe je feedback, feedup en feedforward geeft


Slide 3 - Tekstslide

Feedback, feedup en feedforward

Feedup: waar ga ik naartoe?
Feedback: hoe heb ik het gedaan?
Feedforward: wat is de volgende stap?

Slide 4 - Tekstslide

Feedup, feedback en feedforward

  • Het doel moet helder zijn
  • Feedback gaat over veranderbaar gedrag
  • Het is een proces, dat tot leren leidt

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Aandachtspunten
  • Wees specifiek
  • Geef geen adviezen
  • Goede timing
  • Gedoseerd
  • Opbouwend en positief

Slide 7 - Tekstslide

Feedup 
Verwachtingen helder stellen

Slide 8 - Tekstslide

Feedback
Terugkoppeling; Om die feedback te geven verzamel je eerst informatie. Op basis daarvan bepaal je of iemand bepaalde leerdoelen al wel of niet heeft behaald. 

Slide 9 - Tekstslide

Feedforward
Feedback heeft duidelijk gemaakt waaraan een leerling nog moet werken. Feed forward geeft richting aan hoe de leerling dat dan kan doen.

Slide 10 - Tekstslide

Peerfeedback 
A. Evaluatief oordeel: De student geeft een oordeel
B. Verbetersuggestie: De student geeft een verbetersuggestie; wat had de klasgenoot beter kunnen doen?
C. Verklaring: De student geeft een verklaring voor zijn oordeel of suggestie.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 
  1. Gaan aan de hand van het antwoordenmodel de toetsopdracht van een klasgenoot beoordelen
    daarna...: 
  2. Noem één onderdeel dat je gaat verbeteren aan je eigen uitwerking na het lezen van dit verslag. Leg uit waarom je dit een goed onderdeel vindt.
  3. Noem één onderdeel dat jij in jouw uitwerking al goed hebt verwerkt en je in deze uitwerking minder ziet terugkomen. Geef aan waarom jij vindt dat de uitwerking daardoor beter wordt.
  4. Iedereen maakt wel eens een spellings- of grammaticale fout. Kan jij drie van dit soort fouten in de tekst vinden? Benoem deze drie fouten.

Slide 12 - Tekstslide