Bezittelijke voornaamwoorden

Previous lesson:
Persoonlijke voornaamwoorden.
1 / 23
volgende
Slide 1: Woordweb
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Previous lesson:
Persoonlijke voornaamwoorden.

Slide 1 - Woordweb

Wat was er ook alweer zo speciaal aan de ik-vorm in het Engels - "I"

Slide 2 - Open vraag

George is dreaming
A
He is dreaming
B
They are dreaming
C
I am dreaming

Slide 3 - Quizvraag

Bezittelijke voornaamwoorden

Possessive pronouns


Slide 4 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden

Gebruik: om aan te geven van wie iets is.

Dit kun je op twee manieren doen.

Bij elke persoon kun je twee manieren gebruiken.


This is my Ipad.
This Ipad is mine.

Slide 5 - Tekstslide



I
You
He
She
It



my / mine

 your/yours

his / his
her / hers
Its / x



Slide 6 - Tekstslide

My
Mine

Your
Yours

His
His

Mijn
Van mij

Jouw
Van jou

Zijn
Van hem

Slide 7 - Tekstslide

Her
Hers

Our
Ours

Their
Theirs
Haar
Van haar

Onze
Van ons

Hun
Van hun

Slide 8 - Tekstslide

Verschil

De eerste vorm van deze bezittelijke vnwen wordt in een zin bijvoeglijk gebruikt.


Is this your pen?


'your' zegt iets over het zelfstandig nw 'pen'.

Slide 9 - Tekstslide

Verschil

De tweede vorm van de bezittelijke vnwen wordt
zelfstandig gebruikt.

Is this your pen or is it mine?


Deze voornaamwoorden vervangen een eerder genoemd zelfstandig naamwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijk gebruik

My
Your
His

Her
Its
Our
Your        Their

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig gebruik
Mine
Yours
His    Hers
-  (It heeft geen bezittelijk vnw die je als zelfstandig kan gebruiken)
Ours
Yours        Theirs

Slide 12 - Tekstslide

Dit is mijn pen
A
This is my pen
B
This is your pen
C
This is her pen
D
This is his pen

Slide 13 - Quizvraag

Dat is haar vader.
A
That is his father
B
That is our father
C
That is her father
D
That is their father

Slide 14 - Quizvraag

Ellen is mijn moeder
A
Ellen is her mother
B
Ellen is his mother
C
Ellen is your mother
D
Ellen is my mother

Slide 15 - Quizvraag

Dit is zijn broer.

Slide 16 - Open vraag

Dat is mijn zus

Slide 17 - Open vraag

Dat is onze fiets.

Slide 18 - Open vraag

That is ... jacket (I)
A
my
B
your
C
his
D
her

Slide 19 - Quizvraag

It is not mine, it is ... bike (he)
A
her
B
your
C
his

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link

Well done!! See you next time.

Slide 23 - Tekstslide