Project Matilda - 1 (hoofdstuk 1-2-3)

Nederlands
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Programma:

Project Matilda
  • Uitleg project Matilda
  • Voorlezen/ luisteren Matilda

Grammatica
  • Herhaling PV - WG
  • Uitleg O
Lesdoelen:
  • Ik kan mij concentreren op een verhaal
  • Ik kan op drie manieren de PV vinden
  • Ik weet wat het werkwoordelijke gezegde is
  • Ik weet hoe ik het onderwerp in een zin kan vinden

Slide 2 - Tekstslide


Check in?
A
groene smiley
B
oranje smiley
C
rode smiley

Slide 3 - Quizvraag

Opdracht Matilda
  • Boek lezen (met opdrachtenboekje)
  • Bijhouden van een woordenlijst
  • Film bekijken
  • Proefwerk inhoud boek en verschillen tussen boek en film

Slide 4 - Tekstslide

    • Lezen Matilda








  • Lees hoofdstuk 1 en 2  uit Matilda
  • Online: open het luisterboek in Teams

    Teams klas  - bestanden -  Nederlands - Luisterboeken Matilda - 1. 

    Lees hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2

Slide 5 - Tekstslide

Wat ben je te weten gekomen over Matilda?

Slide 6 - Woordweb

Schrijf de persoonsvorm (PV) op uit de onderstaande zin:

Wie is jouw idool?

Slide 7 - Open vraag

Noteer het werkwoordelijke gezegde (WG) uit de volgende zin?

Met Pasen hebben de kinderen eieren gezocht?

Slide 8 - Open vraag

Schrijf het onderwerp uit de volgende zin op:


Gisteren heb ik een nieuwe broek gekocht.

Slide 9 - Open vraag

Het onderwerp (O) uit een zin
  • Iedere zin heeft een onderwerp (O) 
  • De pv en het onderwerp horen bij elkaar.
  • Zonder de pv kun je het onderwerp niet vinden

  • Hoe vind je het onderwerp :
    vraag: wie of wat + persoonsvorm (PV)? 

Ik zit op een stoel

Ik zit op een stoel

Wie zit op een stoel?

Onderwerp : ik

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf het onderwerp op uit de volgende zin:


Johan en Pieter hebben de nieuwe Kameleonfilm gezien

Slide 11 - Open vraag

Elk puzzelstukje van de zin vertelt iets
Wie levert in?

Onderwerp
Wat  wordt er gedaan?

Werkwoordelijk gezegde en PV
Wanneer


Wat lever ik in?

Lijdend voorwerp
Wat  wordt er gedaan?

Werkwoordelijk gezegde 
Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in de zin, ook de persoonsvorm.
Het onderwerp (o) en de PV horen bij elkaar. Ze staan allebei in het enkelvoud of meervoud.

Je vindt het onderwerp door te vragen:
Wie (of wat) + werkwoordelijk gezegde

Bijvoorbeeld: Wie levert in? Antwoord ik
Lijdend voorwerp (lv)

Je vindt het lijdend voorwerp door te vragen:
Wat (of wie) + WG + O

Bijvoorbeeld: wat lever (WG) ik (O)in
Antwoord: mijn dagboekverslag
Stappenplan zinsdelen:

1. Onderstreep de pv
2. Zet wg onder de pv en alle                  anderen werkwoorden die er zijn
3. Vraag: wie of wat + wg
     Zet o onder het onderwerp
4. Vraag wat + weg + o
     Zet lv onder het lijdend                       voorwerp

Slide 12 - Tekstslide

Stappenplan zinsdelen:

1. Onderstreep de pv
2. Zet wg onder de pv en alle                  anderen werkwoorden die er zijn
3. Vraag: wie of wat + wg
     Zet o onder het onderwerp
4. Vraag wat + weg + o
     Zet lv onder het lijdend                       voorwerp
Mijn vrienden hebben een verassing voor mij

Vorige week zat er een kat in de boom

De slager verkoopt veel soorten vlees

Slide 13 - Tekstslide

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
Zin:
De buurman 
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.

Slide 14 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar de juiste plek. Let op... soms staan er twee zinsdelen in één vak.
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Onderwerp (o)
Lijdend voorwerp (lv)
Voor zijn verjaardag
vraagt
mijn broer
een vishengel.

Slide 15 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend
voorwerp
Ze
heeft
 dit jaar
een mooi cadeau 
voor haar vader
gemaakt.

Slide 16 - Sleepvraag

Theorie woordenschat
1. betekenis van woorden uit een tekst halen (T2)
Samenstelling
Synoniemen
Tegenstellingen

Slide 17 - Tekstslide