Les 24 Grammatica: .,;!

Lysander
Joep
Glenn

Norah
Roos
Noortje
Loek
Joshua
Luuk
Jurrien
Gijs N. 
Emma
Imme
Iris
Evi
Bibi
Carmen
Tygo

Tijn
Milan
Duncan
Ruben
Gijs L.
Bord
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lysander
Joep
Glenn

Norah
Roos
Noortje
Loek
Joshua
Luuk
Jurrien
Gijs N. 
Emma
Imme
Iris
Evi
Bibi
Carmen
Tygo

Tijn
Milan
Duncan
Ruben
Gijs L.
Bord

Slide 1 - Tekstslide

Formuleren
Komma, dubbele punt, aanhalingstekens en puntkomma

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
Laptop in tas

Slide 2 - Tekstslide

Programma:
  • Uitleg ,;';

  • Z.s./nakijken opdrachten

  • Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Vorige les:
Hebben we het gehad over de bedrijvende/lijdende vorm.

Slide 4 - Tekstslide

Kunnen/kennen
Komma's, dubbele punten, aanhalingstekens en puntkomma's op de juiste manier gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

Symmetrisch formuleren
Symmetrisch formuleren betekent: als je een opsomming maakt, zorg dan dat de onderdelen op dezelfde manier zijn opgebouwd (bijvoorbeeld allemaal zelfstandige naamwoorden of allemaal werkwoordconstructies).

Zinnen goed begrenzen betekent: juiste leestekens gebruiken om zinnen af te sluiten en bijzinnen duidelijk te scheiden (bijv. met een punt of voegwoord).

Slide 6 - Tekstslide

Correct begrenzen
Als je zinnen maakt, let er dan op dat je opsommingen symmetrisch zijn: de onderdelen moeten op dezelfde manier opgebouwd zijn. Dat maakt je zinnen duidelijker en prettiger om te lezen.

Zorg ook dat je zinnen goed begrensd zijn: gebruik punten op de juiste plek en verbind zinnen logisch met voegwoorden. Zo voorkom je fouten en maak je jouw teksten sterker en professioneler.

Slide 7 - Tekstslide

Leestekens
Leestekens maken je zinnen duidelijker en prettiger om te lezen. Hierna zie je hoe en waarom we vier belangrijke leestekens gebruiken.

Slide 8 - Tekstslide

Komma,
Geeft een pauze aan in een zin.
We gebruiken de komma:

tussen delen van een opsomming:
Ik neem een appel, een banaan en een koekje mee.

vóór een voegwoord als de zin lang is:
Ik wilde naar buiten, maar het begon te regenen.

na een bijwoordelijke bepaling vooraan:
Na school, ga ik naar de sportschool.

Slide 9 - Tekstslide

Dubbele punt
Kondigt iets aan.
We gebruiken de dubbele punt:

voor een uitleg of toelichting:
Hij had een goed excuus: zijn fiets was gestolen.

voor een opsomming:
Je hebt nodig: papier, lijm, een schaar en kleurpotloden.

voor direct citaat (soms met aanhalingstekens):
Zij zei: "Ik kom morgen pas."

Slide 10 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Geven aan wat iemand letterlijk zegt of wat je wilt benadrukken.
We gebruiken aanhalingstekens:

bij een citaat:
Hij zei: "Ik kom later."
om een woord extra nadruk of ironie te geven:
Dat was echt een "leuk" idee...

Slide 11 - Tekstslide

Puntkomma
Verbindt twee zinnen die sterk met elkaar te maken hebben.
De puntkomma zit tussen een punt en een komma in.

Hij hield van klassieke muziek; zij luisterde liever naar rap.

Ik wil graag helpen; ik weet alleen niet hoe.

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag met:
  • Blz. 252 - 253 Alle opdrachten

Hoe? Per boek/schrift

Vragen:
Ik loop door door het lokaal. Vragen mag je alleen stellen als ik bij je ben.

Wat te doen als je wacht/klaar bent:
  • Nakijken blz. 224 - 225
  • Nakijken blz. 226 - 227


Voor hoe lang?




Groen: Overleggen met je klasgenoten mag. Heb je vragen? Wacht op de docent, of vraag je klasgenoot.
Oranje: We werken op fluisterniveau, vragen? Wacht op de docent.
Rood: We zijn stil aan het werk. Je vragen mag je op een later moment stellen.



timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Nakijken:

Slide 14 - Tekstslide

Je kan nu:
Komma's, dubbele punten, aanhalingstekens en puntkomma's op de juiste manier gebruiken.

Slide 15 - Tekstslide

Volgende week maandag:
Proefwerk taalvaardigheid. 

Zie som voor de presentaties van de lessen.

Bestudeer de theorie uit het boek.

Slide 16 - Tekstslide