Geeft een pauze aan in een zin.
We gebruiken de komma:
tussen delen van een opsomming:
Ik neem een appel, een banaan en een koekje mee.
vóór een voegwoord als de zin lang is:
Ik wilde naar buiten, maar het begon te regenen.
na een bijwoordelijke bepaling vooraan:
Na school, ga ik naar de sportschool.