Oefentoets H4: Tijd van Wereldoorlogen

H4: Tijd van Wereldoorlogen


Toets Mens en Maatschappij

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H4: Tijd van Wereldoorlogen


Toets Mens en Maatschappij

Slide 1 - Tekstslide

Toets M&M: Tijd van Wereldoorlogen
Deze toets bestaat uit 35 vragen.
Je kan in totaal 61 punten verdienen.
Veel succes!

Slide 2 - Tekstslide

4.1 Eerste Wereldoorlog

Slide 3 - Tekstslide

WOI
WOII
Interbellum

Slide 4 - Sleepvraag

2. Wanneer was de Eerste Wereldoorlog?
A
1914-1918
B
1914-1929
C
1939-1945
D
1910-1925

Slide 5 - Quizvraag

3. Omschrijf drie oorzaken van de Eerste Wereldoorlog.

Slide 6 - Open vraag

Geallieerden
Centralen
Neutraal
Nederland
Duitse rijk
Frankrijk
Rusland
Servie
Oostenrijk- Hongarije
Spanje
Groot-Brittannie
Ottomaanse rijk

Slide 7 - Sleepvraag

5. Wat was de directe aanleiding van het begin van de Eerste Wereldoorlog?

Slide 8 - Open vraag

6. Omschrijf twee oorzaken waarom de Eerste Wereldoorlog ten einde kwam.

Slide 9 - Open vraag

7. Een gevolg van de Eerste Wereldoorlog was dat veel vrouwen 'thuis' het werk deden.
Omschrijf twee andere gevolgen van de Eerste Wereldoorlog.

Slide 10 - Open vraag

8. Wat betekent het woord "Interbellum"?
A
Voor oorlogen
B
Tussen oorlogen
C
Na oorlogen
D
Oorlogspauze

Slide 11 - Quizvraag

4.2 Interbellum en Adolf Hitler

Slide 12 - Tekstslide

9. Duitsland moest na WOI zijn leger verkleinen.
Wat moesten de Duitsers nog meer doen?

Slide 13 - Open vraag

10. Hoe heette de partij van Adolf Hitler?
A
NSB
B
NSDAB
C
NSDAP
D
SS

Slide 14 - Quizvraag

11. Adolf Hitler zit 1 jaar in de gevangenis.
Hij schrijft in de gevangenis een boek.
Hoe heet dit boek en wat staat hierin?

Slide 15 - Open vraag

12. Wat was een groot gevolg van de Economische Wereldcrisis in 1929?

Slide 16 - Open vraag

13. Wanneer kreeg Hitler alle macht in Duitsland?
A
1923
B
1929
C
1933
D
1939

Slide 17 - Quizvraag

14. Leg in je eigen woorden uit wat een dictatuur is.

Slide 18 - Open vraag

1919
1923
1924
1929
1933
1939
Duitsland kreeg schuld WOI
Hitler naar de gevangenis.
Hitler uit de gevangenis.
Hitler komt aan de macht.
Economische crisis
Begin Tweede Wereldoorlog.

Slide 19 - Sleepvraag

4.3 Tweede Wereldoorlog

Slide 20 - Tekstslide

16. Met de inval in welk land begon de Tweede Wereldoorlog?
A
Nederland
B
Polen
C
België
D
Rusland

Slide 21 - Quizvraag

17. Wat betekent Blitzkrieg?

Slide 22 - Open vraag

18. Nederland wilde eigenlijk neutraal blijven. Waardoor heeft Nederland zich toch overgegeven?

Slide 23 - Open vraag

19. Waarom ging de VS zich met de oorlog bemoeien?

Slide 24 - Open vraag

20. Waardoor verloren de Duitsers van de Russen toen ze bij Stalinggrad aan kwamen?
A
De Russen hadden betere tanks
B
Door het koude winterweer gingen veel soldaten dood.
C
De Duitsers hadden geen geld meer om te vechten.
D
De Russen hadden steun van de VS.

Slide 25 - Quizvraag

21. Wat heeft er op 6 juni 1944 in Frankrijk plaatsgevonden?

Slide 26 - Open vraag

22. Welk land kwam als eerste in Berlijn aan?
A
Polen
B
VS
C
Rusland
D
Frankrijk

Slide 27 - Quizvraag

23. Wat is er met Adolf Hitler gebeurt?

Slide 28 - Open vraag

4.4 De Geuzen

Slide 29 - Tekstslide

24. Leg uit wat een verzetsgroep is.

Slide 30 - Open vraag

25. Hoeveel procent van de mensen zaten in het verzet?
A
2
B
4
C
5
D
10

Slide 31 - Quizvraag

26 Waarom zijn de Vlaardingse Geuzen een verzetsgroep begonnen?

Slide 32 - Open vraag

27. Waarom waren de Geuzen uniek in Nederland?
A
De grootste verzetsgroep tijdens WOI
B
De eerste verzetsgroep tijdens WOI
C
De grootste verzetsgroep tijdens WOII
D
De eerste verzetsgroep in Nederland tijdens WOII

Slide 33 - Quizvraag

28. Waarom wordt op 13 maart de Geuzenpenning uitgereikt?

Slide 34 - Open vraag

4.5 75 jaar bevrijding

Slide 35 - Tekstslide

29. In welk jaar begint de bevrijding van Europa?
A
1941
B
1942
C
1943
D
1944

Slide 36 - Quizvraag

30. Waarom wordt Noord-Nederland ook niet bevrijd in 1944?

Slide 37 - Open vraag

31. Welk leger komt als eerste in Berlijn?
A
Franse
B
Russische
C
Canadese
D
Engelse

Slide 38 - Quizvraag

32. Wat betekent 'holocaust'?

Slide 39 - Open vraag

33. Wat kwamen de geallieerden onderweg naar Berlijn tegen?

Slide 40 - Open vraag

34. Op welke datum worden de doden herdacht?
A
4 mei
B
5 mei
C
6 mei
D
7 mei

Slide 41 - Quizvraag

35. Op welke datum wordt Bevrijdingsdag gevierd?
A
3 mei
B
4 mei
C
5 mei
D
6 mei

Slide 42 - Quizvraag

Einde toets

Slide 43 - Tekstslide