Argumenteren en Weerlegging argumenten

Doelen deze les:
- je weet wat een stelling is
- Je weet wat een standpunt is
- je weet wat een argument is (argumenten voor en tegen)
- je kunt zelf een argument bedenken
- je weet wat een weerlegging is
- je weet waarom een weerlegging belangrijk is
- je kunt zelf een weerlegging voor een argument bedenken
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Doelen deze les:
- je weet wat een stelling is
- Je weet wat een standpunt is
- je weet wat een argument is (argumenten voor en tegen)
- je kunt zelf een argument bedenken
- je weet wat een weerlegging is
- je weet waarom een weerlegging belangrijk is
- je kunt zelf een weerlegging voor een argument bedenken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een stelling
  • Een stelling bestaat uit één zin en is kort en krachtig. ...
  • Een stelling is nooit een vraag. ...
  • Een stelling bevat geen argumenten. ...
  • De stelling moet gaan over iets waar zowel voor- als tegenstanders argumenten voor kunnen bedenken. ...
  • Een stelling bevat geen ontkenningen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is een stelling? Een stelling is ...
A
Een feit
B
Een vraag die iemand stelt
C
Een oproep die iemand doet
D
Een bewering die je doet over iets.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een standpunt...
Een standpunt geeft aan wat iemand ergens van vindt. Synoniemen voor standpunt zijn woorden als mening, oordeel en opinie.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een standpunt?
A
Een mening van iemand over een onderwerp
B
Een onderwerp
C
Een onderbouwing van een mening
D
Een punt waar je op moet staan

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een argument?
Als iemand zijn mening/ standpunt wil verdedigen, legt hij uit waarom hij iets vindt. Hij geeft een reden voor zijn standpunt. Dit noem je een argument.

Veel gebruikte signaalwoorden bij argumenten zijn: 
want,   omdat, daarom
aangezien, immers, namelijk

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een argument?
A
Dat is een reden waarom je iets vindt
B
Dat is een mening.
C
Dat is een stelling.
D
Dat is een standpunt.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een mening ondersteun je met een argument. Wat is een synoniem voor argument?
A
Feit
B
Reden
C
Gevolg
D
Mening

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat zijn argumenten? Argumenten zijn ...
A
Belangrijke woorden in een tekst die een verband aangeven
B
Woorden die de mening van de schrijver aangeven
C
Een onderbouwing/ uitleg van de reden waarom je iets doet of niet doet
D
Voorbeelden die gegeven worden in de tekst

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een argument is een ander woord voor................
Een standpunt is
een reden
een mening

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afgelopen jaar is er weinig gedaan tegen de opwarming van de aarde.
De regering heeft een goed milieubeleid.
Ik vind dat de regering geen goed milieubeleid voert. 
Standpunt
Argument
Stelling

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Weerlegging van een argument
- Doel: argument van de ander afzwakken
-Jouw argument sterker laten lijken

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 1

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stelling: Het is fijn dat de aarde opwarmt  
Argument voor: Want dan kunnen we in ons eigen land veel zonnen.
Tegenargument: Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter.
Weerlegging: Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 2

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stelling: Scholen moeten meer aandacht besteden aan een gezonde leefstijl. 
Argument voor: Minder obesitas in de samenleving.
Argument tegen: Extra kosten voor school/overheid. 

Weerlegging: Dat kan kloppen, maar het betekent ook meer werkgelegenheid voor sportleraren.
Bovendien zorgt dit probleem, op de lange termijn, voor kostenverlaging. Als op alle scholen aandacht wordt besteed aan gezond eten, zullen er in de toekomst minder mensen met overgewicht zijn, minder gezondheidsklachten door overgewicht waardoor de zorgkosten verlagen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een tegenargument en een weerlegging worden vaak voorafgegaan door signaalwoorden die een tegenstellend verband aangeven: tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, (aan de ene kant …) aan de andere kant.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vuurwerk levert veel schade op en daarom moet het verboden worden.
Vuurwerk is niet gevaarlijk, maar sommigen gaan er niet goed mee om.
Ik vind dat er een verbod op particulier vuurwerk moet komen.
Er moet een verbod op particulier vuurwerk komen.
WEERLEGGING/
ONTKRACHTING
STANDPUNT/
MENING
ARGUMENT (tegen)
STELLING

Slide 18 - Sleepvraag

vraag studenten om uitleg te geven: wat houdt het begrip ook alweer in?
- argument: de reden waarom je iets vindt, met een duidelijke onderbouwing erbij
- weerlegging: reageer inhoudelijk op het argument van de tegenstander en leg uit waarom dat argument niet klopt of wel meevalt
- feit: controleerbaar, waar of niet waar, objectieve informatie
- standpunt: prikkelende uitspraak, jouw mening over een stelling, eens/oneens, voor/tegen....
1. Stelling -
2. Standpunt -
3. Argument -
4. Tegenargument -
5. Weerlegging -
Mobiele telefoons moeten verboden worden in klas.
Ik vind dat mobiele telefoon verboden moeten worden in de klas
Allereerst heeft onderzoek aangetoond dat het gebruik van mobiele telefoons slecht is voor de sociale sfeer in de klas.

Maar jongeren geven aan dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het gebruik van hun mobiele telefoon. Zij kunnen zelf wel inschatten wanneer ze deze wel of niet moeten gebruiken.
In de praktijk blijkt dat de concentratie van studenten veel minder is als ze constant hun mobiele telefoon bij de hand hebben. Zij hebben zelf niet eens door welke informatie ze van de lessen missen. Dit heeft dan weer negatieve invloed op de cijfers

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak nu je laptop aub. dicht.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1
De directeur van een verzorgingstehuis wil de receptioniste vervangen door een robot. Deze robot heeft een bewakingscamera, kan vragen van bewoners en bezoekers beantwoorden en zal 24 uur per dag aanwezig zijn. 
Geef jouw mening over het invoeren van deze robot en overtuig de directeur met 1 argument om dit juist wel of niet te doen. Kies een van de onderstaande opties en vul de zin aan met een argument. 
- Het invoeren van een receptie-robot lijkt me een goed plan, want..............
Vul deze zin aan met een argument. 
- Het invoeren van een receptie-robot lijkt me een slecht plan, want..............
Schrijf jouw argument op een blauw papiertje en plak het bij de juiste stelling achter in het klaslokaal.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2
Schrijf een weerlegging bij een van de argumenten op een geel papiertje. Het mag bij het argument van iemand anders of bij jouw eigen argument.
Let op je zinstructuur, vervoeging, spelling en interpunctie!

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijfopdracht (in de volgende slide)
Uploaden in MB vóór maandag 16 juni vóór 18.00 uur.
Je krijgt feedback op jouw schrijfopdracht op dinsdag 17 juni.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Link

Deze slide heeft geen instructies