UNIT 8: Relative clauses en present and past particples

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Relative clauses

Weglaten?

ALLEEN BIJ DEFINING RELATIVE CLAUSES

Wel wanneer het 't lijdendvoorwerp (object) van de zin is (het ondergaat de actie). 

Niet als het 't onderwerp (subject) is (het doet de actie)

Did you like the present... I gave you?

Moet "that"

Mag "that", mag ook niks

Moet niks

I met a man ... works in advertising

1. who
2. who/that
3. who/that/X
4. that

Stappenplan

1) Zoek achter welk woord de (non)defining clause hoort --> Waar zegt het iets over?

2) Welke relative clause heb je nodig (mensen/dieren/dingen/bezit etc.) of kan het wegblijven?

3) plak met de juiste relative clause de (non)defining clause achter de hoofdzin

I read a story about an elephant in the newspaper. The elephant was very sad.

The house is old. Its roof is leaking.

This girl is my sister. She has blond hair.

Present and past participles 

Compare: 

I hurt my leg playing football

Bridge is a card game played by four people

The woman was riding a donkey

I met a woman riding a donkey

--> werkwoorden als bijwoorden, bijvoeglijknaamwoorden of zoals in een relative clause

To do:

Language box p81

Practice p82

I need more help with relative clauses

0100