Leestoets blok 1

Leestoets blok 1
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leestoets blok 1

Slide 1 - Tekstslide


A
advertentie
B
aankondiging
C
instructie
D
rooster

Slide 2 - Quizvraag


A
advertentie
B
aankondiging
C
instructie
D
voorschrift

Slide 3 - Quizvraag


A
spelregels
B
aankondiging
C
instructie
D
advertentie

Slide 4 - Quizvraag


A
rooster
B
aankondiging
C
instructie
D
advertentie

Slide 5 - Quizvraag


A
spelregels
B
aankondiging
C
voorschrift
D
advertentie

Slide 6 - Quizvraag


A
spelregels
B
aankondiging
C
instructie
D
voorschrift

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

7. Bekijk de tekst. De titel, de inleiding en de kopjes zijn
A
cursief gedrukt
B
vet gedrukt
C
niet cursief gedrukt en niet vet gedrukt

Slide 10 - Quizvraag

8. Waar lees je wat het onderwerp van de tekst is?
A
in de titel en de inleiding
B
in de derde alinea en het kopje van de derde alinea
C
onder de tekst

Slide 11 - Quizvraag

9. Welk kopje staat boven de derde alinea?
A
Sport als beroep
B
Wanneer ben je een topsporter?
C
Wat is de kans dat ik de top haal?

Slide 12 - Quizvraag

10. Bekijk de bronvermelding. Uit wat voor bron komt de tekst?
A
uit een boek
B
uit een krant
C
van een website

Slide 13 - Quizvraag

11. Wanneer ben je een profsporter (r.7)?
A
als je aan topsport doet
B
als je iedere dag van de week voetbalt
C
als je je geld verdient met sport

Slide 14 - Quizvraag

12. Waarom zijn er bijna 600 betaalde voetballers in Nederland (r.10)?
A
Elke profclub betaalt minstens 16 voetballers.
B
Er zijn 600 topsporters in het Nederlandse voetbal.
C
Met voetballen verdien je veel geld.

Slide 15 - Quizvraag

13. Lees de alinea onder ‘Wanneer ben je een topsporter?’
Geef een voorbeeld van een topsportprogramma.
A
HP
B
NOC*NCF
C
WK

Slide 16 - Quizvraag

14. In welke sport verdien je het best, als je in Nederland woont?

Slide 17 - Open vraag

15. Welke sporter ter wereld houdt volgens de tekst het meeste geld over aan zijn werk?

Slide 18 - Open vraag

16. In welke regel staat het antwoord op de vraag in het kopje van deze alinea?
A
in r.30
B
in r.31
C
in r.32

Slide 19 - Quizvraag

17. Waarom ‘is school belangrijk’? (r.31-32)
A
Bij een sportschool kun je werken.
B
De kans om topsporter te worden is klein.
C
Misschien lukt het je wel om topsporter te worden.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

18. De cijfers 1-9 in de linkerkolom zijn
A
lokalen
B
uren

Slide 22 - Quizvraag

19. De vetgedrukte afkortingen in het rooster zijn
A
de docenten van Bob
B
de vakken van Bob

Slide 23 - Quizvraag

20. De letters met getallen (bv. L113) in het rooster zijn
A
de lokalen van Bob
B
de vakken van Bob

Slide 24 - Quizvraag

21. Eén van de vakken van Bob is wiskunde A.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

22. De laatste les op donderdag is in lokaal
A
L136
B
L235

Slide 26 - Quizvraag

23. Wanneer heeft Bob les van mevrouw Thomassen?
A
op maandag en dinsdag
B
op dinsdag en donderdag

Slide 27 - Quizvraag

24. Welk vak geeft meneer Hoogerduijn?
A
natuurkunde
B
wiskunde

Slide 28 - Quizvraag

25. Bob heeft vrij op
A
woensdagmiddag
B
vrijdagmiddag

Slide 29 - Quizvraag