Beroepsproduct

Hoe pas jij je aan aan je omgeving? Noem 3 dingen.
1 / 31
volgende
Slide 1: Open vraag
BiologieBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoe pas jij je aan aan je omgeving? Noem 3 dingen.

Slide 1 - Open vraag

Waar denk je aan bij camouflage?

Slide 2 - Open vraag

Camouflage 
  • Camouflage is handig in het dierenrijk. 
  • Bespreek in je groepje: waarom kan het handig zijn om niet goed op te vallen?

Slide 3 - Tekstslide

Veel prooidieren vallen door hun kleur niet op in hun omgeving. Ze worden dan minder snel gevangen door roofdieren. 

Roofdieren willen ook onopvallend zijn om hun prooi te besluipen. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een schutkleur?

Slide 5 - Open vraag

Schutkleuren
Schutkleuren zijn kleuren waardoor dieren niet opvallen in hun leefomgeving. 
Kan jij dieren bedenken met een schutkleur? Welke dieren vind je in de volgende landschappen?
Sneeuw: 
Gras/struiken: 
Savanne: 

Slide 6 - Tekstslide

Iedereen past zich dus op zijn eigen manier aan, het ligt eraan waar je bent! 
Hoe kan je je nog meer aanpassen? 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Hoe pas jij je aan als het koud is? Noem 3 dingen.

Slide 9 - Open vraag

Dieren in de winter
  • Sommige dieren krijgen een vetlaagje. 
  • Sommige dieren hebben dan een wintervacht. 
  • Sommige dieren houden een winterslaap.
  • Sommige dieren zijn in winterrust.
  • Vogels of vlinders gaan naar warme landen.

Slide 10 - Tekstslide

Winterslaap
Vetlaagje
Wintervacht
Trekdieren
Winterrust

Slide 11 - Sleepvraag

Dieren in de zomer
  • Veel dieren zoeken verkoeling in het water. 
  • Veel dieren zweten de warmte 'kwijt' (hijgen kan ook). 
  • Het hoofd koel houden met grote oren. 
  • In de schaduw liggen.
  • Sommige dieren zijn in zomerrust. 

Slide 12 - Tekstslide

Afkoelen in het water
Afkoelen door te hijgen
Warmte verliezen met je oren
In de schaduw liggen
Afkoelen door te zweten

Slide 13 - Sleepvraag

Dieren in een koud klimaat

  • - Kleine oren --> weinig warmte kwijtraken (warm blijven)
  • - Dikke vacht en soms een vetlaag
Dieren in een warm klimaat


- Grote oren --> veel warmte kwijtraken (afkoelen)
- Dunne vacht

Slide 14 - Tekstslide

Tropisch regenwoud
Het regent er erg vaak en tegelijkertijd is het er erg warm

Slide 15 - Tekstslide

Welke dieren wonen er in het tropisch regenwoud denk je? Noem er minimaal 7. Overleg eventueel met je groepje.

Slide 16 - Woordweb

Savanne
Soms regent het een tijd lang heel veel
Soms regent een tijd lang helemaal niet 
Weinig planten, wel bomen en heel veel gras. 

Slide 17 - Tekstslide

Wat hoort niet thuis op de Savanne?
A
Olifant, leeuw
B
Nijlpaard, kameel
C
Hyena, gnoe
D
Giraf, antiloop

Slide 18 - Quizvraag

Droog klimaat
Woestijnen, steppe-gebieden. 
Bomen kunnen hier niet groeien. 

Slide 19 - Tekstslide

Steppe
Woestijn
Koud in de winter
Koud in de nacht

Slide 20 - Sleepvraag

Toendra
Gras, mos en lage struiken.
We gaan nu richting het poolgebied, het is hier koud!

Slide 21 - Tekstslide

Hoe zouden de dieren op de toendra zich aanpassen aan hun omgeving? Noem 3 dingen.

Slide 22 - Open vraag

IJskap
Het is hier heel koud! Er is hier geen begroeiing, alles wat je ziet is ijs. 

Slide 23 - Tekstslide

Welke dieren kunnen hier overleven? Noem er minimaal 3.

Slide 24 - Open vraag

Waar is het het koudst?
A
Toendra
B
Savanne
C
Ijskap
D
Taiga

Slide 25 - Quizvraag

In welk klimaat zie je weinig planten, maar wel bomen en veel gras?
A
Tropisch klimaat
B
Savanne klimaat
C
Steppe klimaat
D
Woenstijnklimaat

Slide 26 - Quizvraag

In welk klimaat leeft de woestijnvos en waarom heeft hij grote oren?
A
Op de Steppe Omdat hij hiermee warmte kan verliezen
B
Op de Savanne Omdat hij zo beter kan horen
C
In de Woestijn Omdat hij hiermee warmte kan verliezen
D
In de Woestijn Omdat hij zo beter kan horen

Slide 27 - Quizvraag

Waarom heeft de giraffe een lange nek?
A
Zodat andere dieren hem moeilijker kunnen aanvallen
B
Zodat hij bij de hoge blaadjes kan en genoeg kan eten
C
De lange nek van de giraffe heeft geen functie
D
Zodat hij roofdieren goed kan zien aankomen

Slide 28 - Quizvraag

Waarom heeft de olifant grote oren?
A
Zodat hij andere dieren hiermee kan wegjagen
B
Om beter te horen
C
Om zichzelf te beschermen
D
Om ermee te wapperen en zo warmte kwijt te raken

Slide 29 - Quizvraag

Waarvoor gebruikt de kat zijn staart vooral?
A
Om evenwicht te houden
B
Om zichzelf warm te houden
C
Om andere katten bang te maken
D
De staart heeft geen functie

Slide 30 - Quizvraag

Lees opdracht 1 nog een keer uit de envelop. Pas je antwoorden aan als je dit wil. Laat controleren bij de juf.

Slide 31 - Tekstslide