3.1 De economie van de stad

3.1 De economie van de stad
Check huiswerkopdrachten

Uitleg paragraaf 3.1

Aan de slag met opdrachten
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

3.1 De economie van de stad
Check huiswerkopdrachten

Uitleg paragraaf 3.1

Aan de slag met opdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk
Hoofdvraag van paragraaf 3.5 nagekeken?

Opdracht 3, 4 en 6 van paragraaf 3.6.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 3.5 + 3.6
  1. Je kunt de vier woningkenmerken benoemen en beschrijven.
  2. Je kunt de vijf bewonerskenmerken benoemen en beschrijven.
  3. Je kunt de samenhang beschrijven tussen woningen, bewoners en omgeving.
  4. Je kunt maatregelen noemen waarmee het gemeentelijk bestuur de sociale cohesie in een wijk kan bevorderen.
  5. Je kunt de belangen van verschillende bevolkingsgroepen tegen elkaar afwegen.
  6. Je kunt uitleggen hoe bepaalde maatregelen positieve gevolgen hebben voor de leefbaarheid van een wijk.

Slide 3 - Tekstslide

Objectieve veiligheid
Subjectieve veiligheid

Slide 4 - Tekstslide

Sociale veiligheid in de openbare ruimte
Openbare ruimte kun je beoordelen op vier aspecten van sociale veiligheid, namelijk:
  • Toegankelijkheid
  • Onderhoud
  • Overzichtelijkheid
  • Toezicht

 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Portiekflat (jaren '50)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Galerijflat (jaren '70)

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 3.1
  1. Je weet dat creatieve beroepen in steden de motor zijn van de kenniseconomie.
  2. Je weet dat creatieve beroepen steeds belangrijker worden.
  3. Je kunt uitleggen op welke manier de creatieve sector steden economisch laat groeien.
  4. Je weet wat er met voorzieningen bedoeld wordt en kunt voorbeelden geven.
  5. Je kunt uitleggen wat met de begrippen verzorgingsgebied, verzorgingscentrum en verzorgingsniveau bedoeld wordt.
  6. Je kunt uitleggen wat met de begrippen reikwijdte, draagvlak en drempelwaarde bedoeld wordt.

Slide 10 - Tekstslide

# Leerdoel: Je weet dat creatieve beroepen in steden de motor zijn van de kenniseconomie.

De kenniseconomie: Een economie waarin vooral nieuwe technologie en nieuwe producten worden bedacht.

Vooral steden zijn een goede locatie voor bedrijven in de kenniseconomie, omdat hier snel en eenvoudig kennis gedeeld kan worden. Zoals in scienceparks.

Slide 11 - Tekstslide

# Leerdoel: Je weet dat creatieve beroepen in steden de motor zijn van de kenniseconomie.
Scienceparks: Bedrijventerreinen in de buurt van een universiteit met uitstekende digitale infrastructuur (ook: campus).
Broedplaatsen: Goedkope bedrijfsruimten voor allerlei vernieuwende en artistieke bedrijven (zoals een architect in een voormalige kerk).

Waarom zijn broedplaatsen voor de creatieve sector belangrijk voor de economie?
  • De creatieven maken veel gebruik van stedelijke voorzieningen.
  • Stad wordt hierdoor aantrekkelijk om te wonen en voor bedrijven om zich te vestigen.

Slide 12 - Tekstslide

# Leerdoel: Je weet dat creatieve beroepen steeds belangrijker worden.
Kenmerk creatieve steden?
Groot aantal ICT’ers en mensen in creatieve en hightech beroepen.

Slide 13 - Tekstslide

# Leerdoel: Je weet dat creatieve beroepen steeds belangrijker worden.
Wie profiteren?
  • Hoog opgeleide werknemers

Welke twee negatieve
gevolgen?
  • Duale arbeidsmarkt
  • Sociale ongelijkheid

Slide 14 - Tekstslide

# Leerdoel: Je kunt uitleggen op welke manier de creatieve sector steden economisch laat groeien.

  • De 'creatieven' geven relatief veel geld uit aan stedelijke voorzieningen.
  • Bedrijven profiteren van de sfeer die 'creatieven' aan de stad geven.

Slide 15 - Tekstslide

# Leerdoel: Je weet wat er met voorzieningen bedoeld wordt en kunt voorbeelden geven.

Voorziening: Een gebouw of ruimte waarin een nuttige of vermakelijke activiteit kan plaatsvinden.
  • Dagelijkse voorzieningen
  • Gespecialiseerde voorzieningen

Stedelijke voorzieningen: Voorzieningen die je in een stad wel vindt, maar in een dorp niet.

Slide 16 - Tekstslide

# Leerdoel: Je kunt uitleggen wat met de begrippen verzorgingsgebied, verzorgingscentrum en verzorgingsniveau bedoeld wordt.

Verzorgingsgebied: Het gebied rondom een stad waarbinnen mensen naar de stad moeten voor de stedelijke voorzieningen.
Verzorgingscentrum: Het stadscentrum.
Verzorgingsniveau: Het aantal en de specialisatie van de voorzieningen in een plaats. Steden hebben een verzorgingsniveau op een verschillende schaal.

Slide 17 - Tekstslide

# Leerdoel: Je kunt uitleggen wat met de begrippen reikwijdte, draagvlak en drempelwaarde bedoeld wordt.

Reikwijdte: De maximale afstand die mensen willen reizen om van een voorziening gebruik te maken.
Draagvlak: Het aantal mogelijke klanten dat binnen de reikwijdte van een voorziening.
Drempelwaarde: Het minimum aantal klanten dat nodig is voor een voorziening om te blijven bestaan. Bijvoorbeeld: Supermarkt: lage drempelwaarde. Bioscoop: hoge drempelwaarde.

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 3, 4 en 6 van paragraaf 3.1.

Niet af? Dan is dit huiswerk voor maandag.

Slide 19 - Tekstslide