Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
4M Wörterbuch
Het gebruik van een woordenboek
1 / 42
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
In deze les zitten
42 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
25 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Het gebruik van een woordenboek
Slide 1 - Tekstslide
Kijk mee!
Kijk naar het filmpje en let goed op...
Er volgen zo meteen vragen over de inhoud van het filmpje.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
1. Welk van de onderstaande woorden vind ik WEL in het woordenboek?
A
afkortingen
B
verkleinwoord
C
zelfstandig naamwoord - enkelvoud
D
zelfstandig naamwoord - meervoud
Slide 4 - Quizvraag
2. De dame in het filmpje heeft het over de infinitief van een werkwoord. Wat is een infinitief eigenlijk?
A
vervoeging
B
de stam van een werkwoord
C
de ik-vorm
D
het hele werkwoord
Slide 5 - Quizvraag
3. Er wordt steeds gesproken over de context. Wat is de context?
A
betekenis
B
samenhang
C
verband
D
achtergrond
Slide 6 - Quizvraag
4. Welke van de volgende woorden is GEEN signaalwoord?
A
oder
B
doch
C
aber
D
mit
Slide 7 - Quizvraag
Signaalwoorden
Een signaalwoord is een verbindingswoord.
Slide 8 - Tekstslide
Wat is de vertaling van de volgende signaalwoorden?
Slide 9 - Tekstslide
5. trotzdem
A
daarentegen
B
desondanks
C
bovendien
D
desalniettemin
Slide 10 - Quizvraag
6. also
A
dus
B
want
C
daarom
D
of
Slide 11 - Quizvraag
7. heute
A
nu
B
vandaag
C
vroeger
D
later
Slide 12 - Quizvraag
8. zum Beispiel
Slide 13 - Open vraag
9. aber
Slide 14 - Open vraag
10. weil
Slide 15 - Open vraag
Tot zover de signaalwoorden.
Nu verder met de werkwoorden.
Slide 16 - Tekstslide
Wat is de infinitief van het werkwoord in de zin?
De infinitief is het hele werkwoord.
Slide 17 - Tekstslide
11. Die Parkzeit ist unbegrenzt.
A
ist
B
sein
C
sind
Slide 18 - Quizvraag
12. Ein kostenfreies Parkticket gilt 10 Minuten.
A
gilt
B
gilten
C
gelten
Slide 19 - Quizvraag
13. Das Unternehmen verschenkt die Postkarten also - ...
A
verschenkt
B
verschenken
C
verschinken
Slide 20 - Quizvraag
14. Den Karten begegnet man in Kinos und Schulen.
Slide 21 - Open vraag
15. Er macht die Menschen neugierig.
Slide 22 - Open vraag
Dat was de infinitief.
Dan gaan we verder met de zelfstandige naamwoorden.
Slide 23 - Tekstslide
Zoek de vertaling van de volgende woorden op in het woordenboek.
Slide 24 - Tekstslide
16. Ausland
Schrijf betekenis nummer 1 op.
Slide 25 - Open vraag
Meerdere betekenissen
Als een trefwoord duidelijk verschillende betekenissen heeft, worden de vertalingen genummerd met 1, 2 enz.
Kies de vertaling die het beste in de context past.
Slide 26 - Tekstslide
17. Verwaltung
Schrijf betekenis nummer 1 op.
Slide 27 - Open vraag
18. Parkschein
Welk lidwoord staat ervoor?
Slide 28 - Open vraag
19. Absatz
Wat is de betekenis van dit woord als het gaat over het thema leesvaardigheid?
Slide 29 - Open vraag
20. bestätigt
Schrijf de betekenis op van de infinitief (alleen eerste woord).
Slide 30 - Open vraag
21. Berufswechsel
Slide 31 - Open vraag
Samengesteld zelfstandig naamwoord
Dit is een zelfstandig naamwoord dat eigenlijk uit twee woorden bestaat: Beruf + Wechsel.
Deze woorden staan niet als één woord in het woordenboek, maar apart van elkaar.
Slide 32 - Tekstslide
Uit welke twee woorden bestaan de volgende samengestelde zelfstandig naamwoorden?
Slide 33 - Tekstslide
22. Polizeipraktikum
Slide 34 - Open vraag
23. Kindheitstraum
Slide 35 - Open vraag
Welche Wörter suche ich im Wörterbuch nach?
zelfstandig naamwoord - enkelvoud
werkwoord - hele werkwoord
overige woorden - signaalwoorden (reden, tegenstelling, opsomming etc.)
Leer de belangrijkste woorden
oranje boekje uit je
hoofd
Slide 36 - Tekstslide
der Kontext
- je kunt de zin waarin het onbekende woord staat gebruiken om de betekenis te raden
- je maakt dan gebruik van de context
z. B.
Zwei Jungen aus Berlin konnten ihr Haus nicht mehr finden, sie hatten sich
verirrt.
Slide 37 - Tekstslide
Ihr bekommt 20% Rabatt, die Hose kostet jetzt 60 euro anstatt 75
Slide 38 - Open vraag
Voriges Jahr war die Mückenpopulation sehr hoch, jetzt ist sie aber niedrig
Slide 39 - Open vraag
Slide 40 - Tekstslide
Samengestelde woorden
Staan niet (altijd) in woordenboeken:
kijk uit welke delen ze bestaan
hak het woord op de juiste plek in stukjes
zoek eventueel de vertaling op van de stukjes
Let er op dat je het woord in het enkelvoud opzoekt
Slide 41 - Tekstslide
Wat betekent Sommerende volgens jou?
Slide 42 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
Das Wörterbuch benutzen - DU-NL
March 2024
- Les met
44 slides
Duits
MBO
Studiejaar 2
Das Wörterbuch benutzen - DU-NL
19 days ago
- Les met
45 slides
Duits
MBO
Studiejaar 2
M41 - Wörterbuch - 1. Stunde
February 2024
- Les met
38 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Woordenboekles
September 2024
- Les met
35 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Wörterbuch
September 2023
- Les met
31 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
M41 - Wörterbuch - 2. Stunde
February 2023
- Les met
30 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
HAVO woordenboekgebruik LEESTOETS
27 days ago
- Les met
33 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Goha3- Wörterbuch - 1. Stunde
January 2023
- Les met
43 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4