In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
7.5 Een populatie vol allelen
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel
11. Je legt uit hoe allelfrequenties in een stabiele populatie veranderen.
12. Je berekent genotype- en allelfrequenties in een stabiele populatie met behulp van de regels van Hardy-Weinberg
Slide 2 - Tekstslide
Genetic drift
Bij genetic drift verandert een genenpool door puur toeval. Bij kleine populaties heeft dit grote gevolgen.
Slide 3 - Tekstslide
Founder effect (= drift)
Deel populatie gaat ergens anders wonen
Nieuwe populatie ziet er anders uit dan origineel
Slide 4 - Tekstslide
Founder effect
Bottleneck effect
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van stichten nieuwe populatie uit toevallige, niet gelijke allelfrequentie bij stichters
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van achterblijvers na gebeurtenis met toevallige, niet gelijke allelfrequentie
Slide 5 - Tekstslide
Wat is genetic drift?
A
verschijnsel dat in kleine populaties door toeval grote verschuivingen in allel frequenties optreden
B
Organismen best aangepast aan hun omgeving geven genen door
C
invloed van milieufactoren op de genetische variatie in een populatie
D
Het ontstaan van meerdere soorten door geografische scheiding
Slide 6 - Quizvraag
Wanneer zal genetic drift het duidelijkst zichtbaar zijn in een populatie?
A
als de populatie erg klein is
B
als er een sterke neiging is tot voorkeur bij de paring
C
als er weinig mutaties optreden
D
als het milieu sterk varieert
Slide 7 - Quizvraag
De fokker moet ook rekening houden met ‘genetic drift’: verandering van allelfrequenties binnen een populatie door toevalsfluctuaties. Welke bewering is juist? 1- Inteelt leidt in een populatie tot afname van heterozygotie 2- Door genetic drift kan in een populatie verlies van allelen optreden 3- Hoe kleiner de populatie, hoe groter het effect van genetic drift
A
alleen bewering 1
B
bewering 1 en 2
C
bewering 2 en 3
D
bewering 1, 2 en 3
Slide 8 - Quizvraag
Door het slingeren van een rivier in een tropisch regenwoud raken enkele tientallen vierkante kilometers oerwoud geïsoleerd van de rest. In de daar levende kleine groep apen blijken een aantal jaren later heel andere allelfrequenties voor te komen dan bij de grote groep verderop. – Wat is de oorzaak daarvan? – Welke naam wordt gebruikt voor dit verschijnsel?
A
geen toeval, natuurlijke selectie
B
geen toeval, genetic drift
C
toeval, natuurlijke selectie
D
toeval, genetic drift
Slide 9 - Quizvraag
Leerdoel
11. Je legt uit hoe allelfrequenties in een stabiele populatie veranderen.
12. Je berekent genotype- en allelfrequenties in een stabiele populatie met behulp van de regels van Hardy-Weinberg
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Welke fenotypefrequentie kun je direct afleiden met behulp van de waargenomen fenotypen in de populatie?
A
homozygoot dominant (AA) = p2
B
homozygoot recessief (aa) = q2
C
heterozygoot (Aa) = 2pq
Slide 23 - Quizvraag
In een populatie van 20 kevers zijn er 4 bruin en 16 groen. Groen is dominant over bruin. Hoe groot is de genenpool in deze populatie? Wat is de fenotype frequentie van het recessieve allel?
A
20 genen, 0,2
B
20 genen, 0,8
C
40 genen, 0,2
D
40 genen, 0,8
Slide 24 - Quizvraag
In een bepaalde, geïsoleerde groep mensen komen individuen voor met meer dan tien vingers en/of tenen. Deze afwijking heet polydactylie. De afwijking wordt veroorzaakt door een dominant gen L. Een student onderzoekt 896 men- sen uit deze groep. 200 mensen daarvan hebben een normaal aantal vingers en tenen. De student neemt aan dat deze groep van 896 mensen beschouwd kan worden als een populatie die voldoet aan de Hardy-Weinberg-regel. Bereken op basis van deze gegevens de frequentie van het gen L in deze populatie.
Slide 25 - Open vraag
Hoe goed heb je het begrepen? Wat ga je nu doen?
A
Ik had de vorige vraag goed, ik snap het goed, ik ga nu huiswerk maken
B
Ik had de vorige vraag fout maar ik snap het nu wel, ik ga nu huiswerk maken
C
Ik had de vorige vraag fout, ik snap het nog niet echt, ik ga nu een extra uitlegfilmpje kijken en daarna huiswerk maken
D
Ik had de vorige vraag fout, ik snap het nog niet echt, ik ga nu het boek goed doorlezen en daarna huiswerk maken
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Video
Een populatie is in Hardy Weinberg evenwicht voor 2 niet gekoppelde genen A en B. (a) Wat is de frequentie van het genotype AaBB wanneer de frequentie van het recessieve allel a 0.60 is en de frequentie van het recessieve allel b 0.20 is?