3Basis: Future tense

will or going to?
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

will or going to?

Slide 1 - Tekstslide

1. Will + werkwoord zonder 'to'
'Will' gebruik je voor deze situaties in de toekomst:

- iemand iets aanbieden                              I will get you some tea  (to get)
- iets te beloven/ belofte                              Donna will call you back   ( to call)
- iets aan te kondingen                                Mum will be home at 6 o'clock  ( to be) 
- voorspelling zonder bewijs                      I will be rich in ten years.   ( to be)

Slide 2 - Tekstslide

2. am/are/is +  going towerkwoord

Gebruik je om:
- vertellen dat iemand iets van plan is in de toekomst/  plannen
- voorspelling met bewijs


In het Nederlands gebruik je vaak het werkwoord 'gaan'.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeelden met going to

- iemand  is iets van plan in de toekomst:

I     am      going to      cook           dinner this evening   

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden met going to




- een voorspelling met bewijs:

Look at those dark clouds! It is going to rain.

Kijk naar die donkere wolken! Het gaat regenen.

Slide 5 - Tekstslide

I ...... my niece this week.
A
will visit
B
'm going to visit

Slide 6 - Quizvraag

You must be hungry.
I ... you a sandwich.
A
am going to make
B
will make

Slide 7 - Quizvraag

Final question:

We ..... a film tonight.
A
will watch
B
are going to watch

Slide 8 - Quizvraag

The match ..... in a few minutes.
A
is going to start
B
will start

Slide 9 - Quizvraag

Peter .... study History after his exams.
A
am going to
B
is going to
C
are going to
D
will

Slide 10 - Quizvraag

It _____________ to be a beautiful day!
A
will be going
B
is going
C
might be going
D
will

Slide 11 - Quizvraag

Your brother ................... study in America.
A
is going to
B
will

Slide 12 - Quizvraag

I am ..................... pay back the money next week.
A
am going to
B
will

Slide 13 - Quizvraag

She ........... fly to South Africa next week.
A
will
B
is going to
C
are going to
D
shall

Slide 14 - Quizvraag

Taak 1: Werkblad maken

 Taak 2: Zinnen vertalen  ( NL > EN) 
1) Mama gaat volgend jaar naar Spanje
2) Ik ga jou morgen helpen!
3) Tim zal jou een kopje koffie maken.
4) Peter gaat vanavond met zijn zussen naar de bioscoop. 

Taak 3: zinnen maken  ( 3x Go: 3 x will)
 


Will + werkwoord?

of 

am/is/are + going to+ werkwoord

Slide 15 - Tekstslide