Fictie 3 M2 les 6 H8 perspectieven wk 40-1

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welkom 
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je lesboek, schrift en etui.
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag

Stil lezen

H8 vertelperspectieven

Kahoot werkwoordspelling

Keuze



Slide 4 - Tekstslide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Te behandelen Kern P1

Taalverzorging
H25, 26, 12

Fictie
H7, 8, 20, 21, 35, 36


Slide 6 - Tekstslide

Inleveren PO en toets werkwoordspelling
PO inleveren week 44
3 november 2A
1 november 2C

Toets werkwoordspelling
week 45
10 november 2A
8 november 2C

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoelen van vandaag

Je kent de verschillende vertelperspectieven.

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Wat is/zijn:
  • fictie 
  • non-fictie

Slide 9 - Tekstslide




  • Verzonnen
  • Vooral voor je plezier
          /                       \               





  • Niet verzonnen
  • Vooral om iets te weten te    komen.
Fictie                Non-fictie
Realistisch
Onrealistisch
Zou echt kunnen gebeuren.
Zou niet echt kunnen gebeuren.

Slide 10 - Tekstslide

In verhalen kunnen vier perspectieven voorkomen

1. Ik-perspectief
2. Personaal perspectief (hij/zij)
3. Alwetend / Auctoriaal perspectief (hij/zij)
4. Meervoudig / Wisselend perspectief 


Slide 11 - Tekstslide

Ik-perspectief
Je kunt bij verhalen met een ik-perspectief je meestal goed inleven in de hoofdpersoon. 

(Identificeren met de hoofdpersoon.)

Slide 12 - Tekstslide

Ik-vorm / ik-perspectief
  • Verhaal is geschreven in de ik-vorm. 
  • Je weet alleen wat de ik-persoon ziet, denkt en voelt. 
  • Van de andere personages weet je niet wat zij zien, denken of voelen.

Slide 13 - Tekstslide

Ik-vorm / ik-perspectief

Voorbeeld:  
“Ik wist niet hoe ze me gevonden hadden. En het kon me ook niet schelen ook. Als ze me maar met rust lieten. Ik wilde met niemand praten, zeker niet op de radio. En al helemaal niet over Korczak en zijn weeshuis. Door de open ramen kwam het straatleven binnen. Getoeter, muziek en de hitte van Tel Aviv. De jongeman tegenover mij was vol energie.”   

Slide 14 - Tekstslide

Hij/zij-perspectief (personaal)
  • Je weet alleen van de hoofdpersoon wat hij ziet, denkt en voelt.
  • De schrijver kruipt in de huid van één verhaalpersonage.
  • De schrijver vertelt het verhaal vanuit het perspectief van die persoon, die ‘hij’ of ‘zij’ wordt genoemd. Vaak noemt de schrijver ook de naam van het personage. Als lezer weet je evenveel als de hij/zij-persoon. 

Slide 15 - Tekstslide

Hij/zij-perspectief (personaal)
Voorbeeld:  “Stefan schoof zijn voetbalplunje naar het midden van de kamer en zette het raam open, want het stonk werkelijk vreselijk: een muffe grondlucht vermengd met zuur zweet. Maar daarom hoefde zijn moeder toch niet zo uit haar dak te gaan, dacht hij. Die kleren zijn na vijf minuten toch weer vuil. Op het veld ruik je dat niet. Bij de meesten staat de schimmel in hun tas, behalve bij Frits en Davie, de heertjes.   Keurig gestreken shirtjes en broekjes, gewassen kousen en in het veld lopen ze te krukken. Wat heb je aan die gasten?”  

Slide 16 - Tekstslide

Wisselend perspectief 
(wisselend hij/zij- perspectief of wisselend ik-perspectief)
  • Je kijkt in het verhaal met meerdere mensen mee.
  • Je leest dus de gevoelens en gedachten van meerdere personages.
  • We noemen het wisselend perspectief, omdat je het verhaal dus vanuit verschillende personen meemaakt.  

Slide 17 - Tekstslide

Wisselend perspectief 
(wisselend hij/zij- perspectief of wisselend ik-perspectief)
In het boek ‘Bloedgeld’ lees je eerst een stuk mee met Reinout (hoofdpersoon) in het hij-perspectief en later een heel stuk met Lutske (andere hoofdpersoon) in het zij-perspectief.   

Voorbeeld: “Reinout pompt zo hard hij kan, maar het water wint langzaam terrein. Hij heeft ieder begrip van tijd verloren en is zich alleen nog maar bewust van zijn zere armen, zijn bloedende handen en een groeiend gevoel van paniek.”  

“Lutske snuift als een wild dier de etensgeuren op; oesters, haring, gepekeld vlees, stukken wildbraad… Ze voelt het voedsel al op haar tong; de pijn in haar rommelende maag wordt erger.”  

Slide 18 - Tekstslide

Alwetende verteller
  • Het lijkt net of de verteller in de toekomst kan kijken.
  • Hij of zij weet al wat er gaat gebeuren en hoe het verhaal eindigt.  
  • Deze verteller doet niet mee aan het verhaal, maar is iemand die het verhaal vertelt. Hij hangt als het ware boven het verhaal. 
  • Als je van meerdere personages weet wat zij zien, denken en voelen.

Slide 19 - Tekstslide

Alwetende verteller / auctoriale verteller
Een voorbeeld:
  • “Later zou hij nog vaak aan deze dag terugdenken”
  • “Hij wist toen nog niet…”
  • “Zonder dat zij het merkte…”
  • “Er was eens een houthakker met zijn vrouw en die hadden zeven kinderen, allemaal jongens: de oudste was pas tien jaar en de jongste al zeven. Misschien vind je het vreemd dat de houthakker in zo weinig tijd zoveel kinderen had, maar hij had een rappe vrouw, die er altijd minstens twee tegelijk kreeg.”

Slide 20 - Tekstslide

Nakijken

H8 opdr. 8 t/m 14

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les

Maken H35 opdr. 1 t/m 5

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag: keuze
Maak H35 opdr. 1 t/m 5
Dit is tevens je huiswerk voor de volgende les. 
Je mag samenwerken met je buurman of buurvrouw, maar praat zachtjes. 

Maak zelfstandig H12

Doe het bordspel werkwoordspelling in een groepje van vier

Maak een boekenlegger

Ga lezen

Ga aan de slag met je PO

Slide 23 - Tekstslide


Is de opdracht duidelijk?

Slide 24 - Tekstslide

Volgende les

We gaan verder met fictie H35

Slide 25 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald


Ik ken het verschil tussen fictie en non-fictie. 
Ik ken de vertelperspectieven.

Vertel...

Slide 26 - Tekstslide

Hoe ging deze les?
Wat heb je geleerd vandaag?

Wat vond je leuk aan deze les? 

Heeft iemand vragen?

Slide 27 - Tekstslide

Fijne dag

Slide 28 - Tekstslide