hst 6.2 "hefbomen en zwaartekracht"

hst 6.2 "hefbomen en zwaartekracht"
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

hst 6.2 "hefbomen en zwaartekracht"

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt het massamiddelpunt in een balk bepalen.
  • Je kunt uitleggen wat het massamiddelpunt van een voorwerp is.
  • Je kunt de krachten en armen berekenen bij een hefboom in evenwicht, waarbij het massamiddelpunt niet boven het draaipunt ligt.

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag

Herhaling van paragraaf 1

massamiddelpunt
uitleg hefbomen en zwaartekracht
stappenplan momentenwet

Slide 3 - Tekstslide

massamiddelpunt
Het aangrijpingspunt van de 
zwaartekracht (Fz) ligt midden in 
het voorwerp, als dit voorwerp overal even zwaar is.
 
Dit noem je het massamiddelpunt


Slide 4 - Tekstslide

Zwaartekracht
Pijl tekenen:
  • Begin: in het zwaartepunt
  • Richting: naar beneden
  • Grootte: hoe zwaarder hoe groter
  • zwaartepunt = massamiddelpunt

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de eenheid van moment?
A
Newton
B
meter
C
Newton.meter
D
Newton per meter

Slide 6 - Quizvraag

het moment links is
....?
A
60 Nm
B
60 N
C
60 m
D
0,0060 Nm

Slide 7 - Quizvraag

Stappenplan hefboomregel en zwaartekracht
  • Zoek het draaipunt en noteer een stip.
  • Zoek beide krachten. Een kracht is de zwaartekracht.
  • Verleng indien nodig beide krachten met hun werklijnen.
  • Zoek beide armen. (kortste en loodrechte lijn van werklijn naar draaipunt)
  • Pas de momentenwet toe.

Schrijf dit stappenplan op (& leer uit je hoofd) en pas toe op de volgende slides.

Slide 8 - Tekstslide

1: draaipunt zit middenin het wiel. 
2. Beide krachten zijn ingetekend. Rode pijl i is zwaartekracht.
3. Spierkracht verleng je met werklijn.
4. Armen zijn 20 cm en 100 cm. 
5. De spierkracht is  5 x kleiner, omdat de arm rechts 5 x groter is dan links.

Zwaartekracht wil naar de grond trekken: met klok mee draaien.

Spierkracht werkt omhoog: tegen klok in draaien.

Slide 9 - Tekstslide




De kracht in de kabel, F1,  moet dus minimaal 
3,2 kN zijn.
Gebruik de momentenwet om F1 uit te rekenen. Bij A zit het draaipunt. Z is het massamiddelpunt.

Er is evenwicht dus geldt: 
                          M1 = M2
                     F1 x l1 = F2 x l2
                   F1 x 2,50 = 800 x 10 x 1,00

                  F1 = 8000 : 2,50 = 3200 N
luister uitleg

Slide 10 - Tekstslide

Bereken de benodigde kracht van de hijskraan
Doe dit zelf met het stappenplan.

Kijk daarna op de volgende slide.

Slide 11 - Tekstslide

Gegeven         Fz = 2,5 kN
                          l1   = 1,1 m
                          Fs = ?
                          l2  = 2,9 m

Gevraagd       Fs in kN

Oplossing        F1 x l1 = F2 x l2
                         2,5 x 1,1 = F2 x 2,9
                              2,75 = F2 x 2,9
                      2,75 : 2,9 = 0,95 kN

                            
Fs = 0,95 kN

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk + advies
Dit was alle stof van paragraaf 2. Het lijkt eigenlijk op de vorige les alleen zijn de plaatjes net wat ingewikkelder.

Maak nu de opgaven (digiboek): 
11 t/m 15 en 17.
Kijk ze zelf na en zorg dat je ze snapt (daarna).
(Uitwerkingen staan ook in Teams klaar)

Slide 13 - Tekstslide