Voorbereiding eindtoets vwo 2

Voorbereiding eindtoets vwo 2
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voorbereiding eindtoets vwo 2

Slide 1 - Tekstslide

Over welke paragrafen gaat de toets Nederlands in de toetsweek?

Slide 2 - Open vraag

Waarom is het handig om tekstdoelen te herkennen?

Slide 3 - Open vraag

Welke tekstdoelen zijn er? Noem ze alle vijf.

Slide 4 - Open vraag

Wat is geen kenmerk van een informerende tekst?
A
De tekst bestaat vooral uit feiten.
B
De tekst is objectief.
C
De mening van de schrijver komt niet terug.
D
De tekst is subjectief.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van een informerende tekst?
A
Menukaarten
B
Handleidingen
C
Lesboeken
D
Betoog

Slide 6 - Quizvraag

Les het fragment. Welk tekstdoel hoort hierbij?

Slide 7 - Tekstslide


A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Beschouwen

Slide 8 - Quizvraag

Welk tekstdoel hoort er bij 
deze poster van Trump?

Slide 9 - Tekstslide


A
Overtuigen
B
Activeren
C
Beschouwen
D
Amuseren

Slide 10 - Quizvraag

Hoe je een tekst leest, hangt af van...........

Slide 11 - Open vraag

Noteer de vijf leestrategieën.

Slide 12 - Open vraag

Welke stap hoort er niet bij globaal lezen?
A
Je leest de kopjes.
B
Je leest de eerste en laatste alinea.
C
Je leest alle alinea's
D
Je leest de titel en tussenkopjes.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is geen woordraadstrategie?
A
Doorlezen
B
Woordenboek gebruiken
C
Zoeken naar een synoniem in de context.
D
Zoeken naar een tegenstelling in de context.

Slide 14 - Quizvraag

Waar vind je vaak een uitwerking van een wetenschappelijk onderzoek?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Titel
D
Slot

Slide 15 - Quizvraag

Waar vind je vaak argumenten?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Titel
D
Slot

Slide 16 - Quizvraag

Waar vind je vaak een conclusie?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Titel
D
Slot

Slide 17 - Quizvraag

Waar vind je vaak een een prikkelende stelling die de lezer aanzet tot denken?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Titel
D
Slot

Slide 18 - Quizvraag

Waar helpt het herkennen van de standaardtekststructuur bij?

Slide 19 - Open vraag

Welk begrip hoort er bij deze omschrijving?: Het is een woord die ervoor zorgt dat een tekst samenhang krijgt.
A
Samenhangwoorden
B
Verbindingswoorden
C
Verwijswoorden
D
Functiewoorden

Slide 20 - Quizvraag

Welk begrip hoort er bij deze voorbeelden?: aanleiding, oplossing, argument, definitie, nuancering, verklaring
A
Verbindingswoorden
B
Functiewoorden
C
Verwijswoorden
D
Microstructuur

Slide 21 - Quizvraag

Welk soort verbinding hoort er bij het verbindingswoord 'oftewel'?
A
Denk aan
B
Voorwaarde
C
Verduidelijking
D
Oftewel

Slide 22 - Quizvraag

Oorzaak, gevolg, reden
Conclusie
Verduidelijking

aangezien
dit betekent
want
dat wil zeggen
dan ook
daarom
dus

Slide 23 - Sleepvraag

Wat voor soort verwijswoord staat er in de volgende zin?: De leerling is bang dat ze zakt voor het examen.
A
Voornaamwoord als verwijswoord
B
Bijwoord als verwijswoord
C
Er staat geen verwijswoord in de zin.
D
Verwijzing met znw

Slide 24 - Quizvraag

De leerling is bang dat ze zakt voor het examen. 

Slide 25 - Tekstslide

Wat voor soort verwijswoord is 'daar' in de zin: 'De toets wordt in een warm lokaal afgenomen, daar baal ik van.'?
A
Voornaamwoord als verwijswoord
B
Bijwoord als verwijswoord
C
Dat is geen verwijswoord.
D
Verwijzing met znw

Slide 26 - Quizvraag

Wat voor soort verwijswoord staat er in de volgende zin: 'Het ijsje is gisteren gesmolten.'?
A
Voornaamwoord als verwijswoord
B
Bijwoord als verwijswoord
C
Er staat geen verwijswoord in de zin.
D
Verwijzing met znw

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen de hoofdgedachte van een tekst en het onderwerp van een tekst?

Slide 28 - Open vraag

Op welke vraag moet je antwoord geven als je de hoofdgedachte zelf wil formuleren?
A
Wat wil de schrijver over het onderwerp zeggen?
B
Wat wil de schrijver met de tekst bereiken?
C
Wat is het standpunt van de schrijver?
D
Wat is de mening van de schrijver?

Slide 29 - Quizvraag

Hoeveel manieren van samenvatten zijn er?
A
2
B
5
C
3
D
4

Slide 30 - Quizvraag

Wat zet je in een samenvatting?
A
Hoofdzaken
B
Voorbeelden
C
Bijzaken
D
Toelichting

Slide 31 - Quizvraag

Bij welk soort samenvatting hoort de volgende omschrijving?: Een samenvatting die vertelt wat de lezer kan verwachten als hij de originele tekst gaat lezen.
A
Schematische samenvatting
B
Synoptische samenvatting
C
Informatieve samenvatting
D
Indicatieve samenvatting

Slide 32 - Quizvraag

Bij welk soort samenvatting hoort de volgende omschrijving?: Een samenvatting waarbij je van te voren hebt bepaald welke structuur je in de tekst terugvindt.
A
Schematische samenvatting
B
Synoptische samenvatting
C
Informatieve samenvatting
D
Indicatieve samenvatting

Slide 33 - Quizvraag

Hoe goed ben jij voorbereid op de toets?
Ik ga de toets nailen!
Ik moet nog heeeeeel hard leren.
Ik moet nog heeeeel hard leren, maar dan komt het ook wel goed.

Slide 34 - Poll