Dierlijke en plantaardige cellen

Thema 1. Organen en cellen
Basisstof 4. Cellen van dieren en planten 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 1. Organen en cellen
Basisstof 4. Cellen van dieren en planten 

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Welkom 
- Terugblik
- Uitleg 
- Aan de slag 
- Afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een organenstelsel?

Slide 3 - Open vraag

Wat is een weefsel?

Slide 4 - Open vraag

Zet op volgorde van 
groot naar klein eindig bij DNA.
Orgaanstelsel
Orgaan
Weefsel
Cel
Organisme
Celkern
DNA

Slide 5 - Sleepvraag

Organisme
cel
Organenstelsel
orgaan

Slide 6 - Sleepvraag

Doel
- Aan het einde van deze les ken je minimaal 3 onderdelen van een cel.
- Aan het einde van deze les kan je minimaal 1 verschil tussen en plantaardige en een dierlijke cel benoemen.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Plantaardige cel
Celmembraan, Cytoplasma, Celkern, Kernmembraan
Vacuolen: ’blaasjes’ gevuld met vocht (water met opgeloste stoffen). Jong cel heeft meerdere vacuole. Als de cel groeit, wordt het één groot vacuole.
Celwand: buitenste stevig laagje om de cel heen. De celwand is een tussencelstof en behoort niet tot de cel zelf.
Intercellulaire ruimte: lucht of water dat tussen cellen zit die naast elkaar liggen.
Bladgroenkorrels: hier vindt fotosynthese plaats

Dierlijke cel
Celmembraan; een dun vlies om de cel heen.
Cytoplasma; stroperig vloeistof van water en veel opgeloste stoffen.
Celkern; regelt alles wat er in de cel gebeurt, de chromosomen zitten hierin
Kernmembraan; een dun vlies om de celkern.



Slide 9 - Tekstslide

Celkern
Vacuole
Bladgroenkorrel
Cytoplasma
Celmembraan
Celwand

Slide 10 - Sleepvraag

Aan de slag
- Maken basisstof 4 

Slide 11 - Tekstslide