Quiz Nederlands Verpleegkunde/Verzorgende-IG

Quiz Nederlands voor 
Verpleegkunde/Verzorgende-IG 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Quiz Nederlands voor 
Verpleegkunde/Verzorgende-IG 

Slide 1 - Tekstslide

Kies het juist gespelde woord
A
Client
B
Kliënt
C
Cliënt

Slide 2 - Quizvraag

Kies het juist gespelde woord
A
Euthanasie
B
Euthenesie
C
Euthenasie

Slide 3 - Quizvraag

Kies het juist gespelde woord
A
Symptoonbestrijding
B
Syntoombestrijding
C
Symptoombestrijding
D
Adolicent

Slide 4 - Quizvraag

Euthanasie

Bij euthanasie is het doel van de medische handeling het overlijden van een terminale patiënt, omdat er sprake is van uitzichtloos lijden. De patiënt moet hiervoor een wilsverklaring ondertekend hebben. Euthanasie is een taak voor de arts, verpleegkundigen mogen nooit euthanasie uitvoeren. Wel mag een verpleegkundige de voorbereidende handelingen treffen, zoals een infuus aanhangen. 

Slide 5 - Tekstslide

Hij is een terminale patiënt.
Wat betekent 'terminaal'?

Slide 6 - Open vraag

Zoek een zorggerelateerde advertentie.
Welke tekstsoort is dit?

Slide 7 - Open vraag

Lees de volgende tekst. Wat is de tekstsoort?
Palliatieve zorg is zorg die gericht is op palliatie ofwel verzachting of verlichting, bij patiënten bij wie genezing niet meer mogelijk is. Dit kan thuis plaatsvinden, maar ook in een hospice, ziekenhuis of verpleeghuis. Palliatieve zorg heeft vaak de vorm van symptoombestrijding, bijvoorbeeld bij pijn, dyspnoe (benauwdheid), misselijkheid en braken. Ook bij optimale palliatieve zorg komen situaties voor waarbij symptoombestrijding niet voldoende werkt. 

Slide 8 - Tekstslide

Amuserende tekst
Instruerende tekst
Informatieve tekst
Activerende tekst
Kies uit..

Slide 9 - Woordweb

Wat wordt bedoeld met 'palliatieve zorg'?

Slide 10 - Open vraag

Kies het juist gespelde woord
A
ontwikelingsprobleem
B
Spasticiteit
C
Pramatuur

Slide 11 - Quizvraag

Vul in:
De thuishulp …. hij graag zag komen, dronk soms een kopje koffie met hem.
A
dat
B
die
C
wat
D
deze

Slide 12 - Quizvraag

De zorgverlener heeft de medicijnen oraal ...
A
Ingedient
B
Toegedient
C
Ingediend
D
Toegediend

Slide 13 - Quizvraag

Waarom wil jij graag in de zorg werken?

Slide 14 - Woordweb