Bijvoeglijk naamwoord + bijwoord + Trappen van vergelijking

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3,4

L'adjectif

Nu eerst de herhaling 

van de vorm en de plaats 

van het bijvoeglijk naamwoord

Waar staat het bijvoeglijk naamwoord in een Franse zin?

Vertaal:
het zwarte haar

1. les cheveux noires
2. les cheveux noirs
3. les noires cheveux
4. les noirs cheveux

Vertaal:
het grote meisje

1. la grand fille
2. la fille grande
3. la grande fille
4. la fille grand

Vertaal:
de oude vrouw

1. la femme vieux
2. la femme vieille
3. la vieilles femmes
4. la vieille femme

Vertaal:
het goede cijfer

1. la bonne note
2. la bon note
3. la note bonne
4. la bonnes note

l'adverbe

Maintenant on répète l'adverbe

Qu'est-ce que c'est un 'adverbe'?

1. bijvoeglijk naamwoord
2. werkwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. bijwoord

Hoe maak je een bijwoord in het Frans als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een klinker?

1. +ment
2. zo laten
3. vrouwelijk maken + ment

Hoe maak je een bijwoord in het Frans als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een medeklinker?

1. +ment
2. zo laten
3. vrouwelijk maken + ment

Adverbe de

Serieux --> ?

1. Serieuxement
2. Serieuxment
3. Serieusement

Adverbe de

vrai --> ?

1. vraiment
2. vraiement
3. faux

Adverbe

1. mieux
2. meilleur

Adverbe

1. bien
2. bon

Adverbe

1. mauvais
2. mal

Welk woord is géén adverbe?

1. rapidement
2. bien
3. gratuit
4. longtemps

Trappen van vergelijking

• vergrotende trap
  
• overtreffende trap 
  
• vergelijkende trap

   

Hoe maak je in het Frans de vergrotende trap?
Bv. groter / interessanter

1. Plus + bijvoeglijk naamwoord
2. Super + bijvoeglijk naamwoord
3. Le/La/Les plus + bijvoeglijk naamwoord
4. Moins + bijvoeglijk naamwoord

Pierre est (groter dan)Jean

1. le plus grand
2. moins grand que
3. moins grande que
4. plus grand que

Hoe maak je in het Frans de overtreffende trap?
Bv de grootste / de knapste

1. Plus + bijvoeglijk naamwoord
2. Super + bijvoeglijk naamwoord
3. Le/La/Les plus + bijvoeglijk naamwoord
4. Moins + bijvoeglijk naamwoord

Pierre est (de rijkste)

1. plus riche
2. moins riche
3. le plus riche
4. riche

Marc is ouder dan Marie

1. Marc est plus vieux que Marie
2. Marc est aussi vieux que Marie
3. Marc est moins vieux que Marie
4. Marc est plus vieille que Marie

De vrienden zijn rijker dan zij.

1. Les amis sont plus riches qu'eux
2. Les amis sont plus riche qu'eux
3. Les amis sont plus richees qu'eux
4. Les amis sont plus rich qu'eux

De tas is net zo duur als de broek.

1. Le sac est aussi chère que le pantalon.
2. Le sac est aussi chers que le pantalon.
3. Le sac est aussi cher que le pantalon.
4. Le sac est aussi chères que le pantalon.

Dit is het grootste feest.

1. C'est le plus grand fête.
2. C'est la fête la plus grande.
3. C'est la fête le plus grand
4. C'est la plus grande fête.

Hoe goed ken jij de trappen van vergelijking?

😒🙁😐🙂😃