Les 1 Gezondheid / Ziek

Goedemorgen!



1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen!



Slide 1 - Tekstslide

Gezondheid les 1 Ziek

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze les
Ik weet het verschil tussen een bacterie en een virus.
Ik weet wat weerstand betekent.
Ik weet wanneer ik koorts heb.

Slide 3 - Tekstslide

Ziek worden
Van kou word je niet verkouden. Het zijn virussen en bacteriën die je ziek kunnen maken.

Voor zowel bacteriën als virussen geldt: hoe sterker je weerstand, hoe kleiner de kans dat bacteriën en virussen je daadwerkelijk ziek kunnen maken.




Slide 4 - Tekstslide


Wat is een hoge weerstand?
Wat is een lage weerstand?

Slide 5 - Tekstslide

Bacterie
Een bacterie is een eencellig beestje. Bacteriën kunnen zich razendsnel verspreiden omdat de cel zichzelf kan delen. Zo springen ze ook makkelijk over van mens op mens, via handen, door in te ademen. Ieder mens draagt miljoenen bacteriën mee. Het is ook niet zo dat alle bacteriën slecht zijn. In onze darmen zorgen zij er bijvoorbeeld voor dat ons voedsel goed wordt verteerd. De bacteriën op onze huid bieden bescherming en zorgen dat de huid in goede conditie blijft.

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer word je ziek?
Je wordt ziek wanneer een bacterie gaat zitten op een plek waar zij niet thuishoort en daar vervolgens infecties veroorzaakt. Er zijn bacteriën die je binnenkrijgt via je handen. Andere zitten in de lucht en adem je in. Je kunt ook ziek worden van bacteriën in eten en drinken. Bijvoorbeeld als kip niet helemaal gaar is. Als je ziek blijft, kun je langs de huisarts gaan voor een antibioticakuur. 

Slide 7 - Tekstslide

Noem 3 manieren waarop je bacteriën binnen kunt krijgen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat heb je gezien?
Waar ging het filmpje over?
Waar zitten allemaal bacteriën in of op?
Waar laat je bacteriën testen?

Slide 10 - Tekstslide

Virus
Een virus is GEEN beestje en heeft geen eigen cellen. Het komt je lichaam binnen via bijvoorbeeld speeksel en bloed, en nestelt zich vervolgens in een bestaande lichaamscel. Wanneer dat is gebeurd, heeft het virus de volledige controle over die cel en kan het virus zich vermenigvuldigen.

Voorbeelden zijn geelzucht, de ziekte van Pfeiffer, griep en verkoudheid én  het coronavirus.
Virussen zijn altijd slecht!

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Wat is het verschil tussen een virus en een bacterie?

Slide 13 - Tekstslide

Kun je ook ernstig ziek worden als je gezond leeft?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer heb je koorts?
36 graden
37 graden
38 graden
39 graden
40 graden
41 graden

Slide 16 - Tekstslide

Wat kun je het beste drinken als je veel zweet?

Slide 17 - Tekstslide

Maak de vragen!

Slide 18 - Tekstslide

Doelen behaald?
Ik weet het verschil tussen een bacterie en een virus.
Ik weet wat weerstand betekent.
Ik weet wanneer ik koorts heb.

Slide 19 - Tekstslide