herhaling trappen van vergelijking

Unité 3
grammaire (comparatif et superlatif)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Unité 3
grammaire (comparatif et superlatif)

Slide 1 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een vergrotende trap in het Nederlands.

Slide 2 - Open vraag

Met welk woord maak je in het Frans meestal een vergrotende trap?

Slide 3 - Open vraag

Hoe vertaal je het Nederlandse woordje 'dan' in een uitdrukking als: Karim is sterker dan Yannick.

Slide 4 - Open vraag

Le train est ......... que l'avion. (confortable)

Slide 5 - Open vraag

Ses frères et soeurs sont .......... que lui. (âgé)

Slide 6 - Open vraag

Martin est ..... en maths que son grand frère. (bon)

Slide 7 - Open vraag

Ce stylo fonctionne ..... que le précédent. (bien)

Slide 8 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een overtreffende trap in het Nederlands?

Slide 9 - Open vraag

Hoe maak je in het Frans een overtreffende trap?

Slide 10 - Open vraag

Le Sahara est le désert ...... d'Afrique. (sec)

Slide 11 - Open vraag

Le caviar est le produit .... de cette boutique. (cher)

Slide 12 - Open vraag

Ce restaurant (m) est ..... de Paris. (bon)

Slide 13 - Open vraag

Elle chante ..... (bien).

Slide 14 - Open vraag

Le film est ... bon ... le livre.
=
De film is even goed als het boek.

Slide 15 - Open vraag

La fille est ... grande ... toi.
=
Het meisje is minder groot dan jij.

Slide 16 - Open vraag

Cet homme est ... ... connu.
=
Die man is het minst bekend.

Slide 17 - Open vraag

Il travaille ... ... Marie.
=
Hij werkt evenveel als Marie.

Slide 18 - Open vraag