DLW 22-04-19 Ziekteleer+ Alternatieve therapieën

Wat is voor jou kwaliteit?
1 / 29
volgende
Slide 1: Open vraag
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Wat is voor jou kwaliteit?

Slide 1 - Open vraag

Bezig met PvB kerntaak 4, lukt dat?
Welke hulp kun je daarbij gebruiken?
Wet BIG
Het doel van de Wet BIG is te zorgen dat de kwaliteit van onze gezondheidszorg hoog is en blijft. Ook beschermt de Wet BIG patiënten tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van zorgverleners. Dit doet de Wet BIG onder andere met het BIG-register.

              

     


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kwaliteit
  • Een product voldoet aan de eisen
  • Je handelt volgens de regels
  • Je doet wat je zegt en zeg wat je doet

                 Geheel aan eigenschappen van een product, dienst of structuur, met als gevolg dat een  product voldoet aan verwachtingen/beloften.

     


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tuchtrecht
Op grond van de Wet BIG kunnen zorgverleners maatregelen opgelegd krijgen door een tuchtcollege of door de Inspectie voor de gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Afhankelijk van hun inhoud kunnen sommige maatregelen een zorgverlener beperken in de beroepsuitoefening. Ook kan het soms gevolgen hebben voor de inschrijving in het BIG-register.


              

     


Tuchtmaatregelen:
- een waarschuwing;
- een berisping;
- een geldboete van maximaal € 4.500,00;
- een schorsing van de inschrijving in het BIG-register voor ten hoogste één jaar;
- een gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid het beroep uit te oefenen;
- doorhaling van de inschrijving in het register.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke ziekte hebben deze mensen?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betekenis afkortingen
ADHD = Attention Deficit Hyperactivity Disorder
AIDS = Acquired Immune Deficieny Syndrome
ALS = Amyotrofische Lateraal Sclerose
CF = Cystic Fibrosis
COPD = Chronic Obstructive Pulmonary Diseases
CTS= Carpale Tunnel Syndroom
CVA = Cerebro Vasculair Accident
DES = Diëthylstilbestrol teratogeen
HIV = Humaan Immunodeficiëntie Virus
IBS = Irritable Bowel Syndrome
ME = Myalgische Encephalomyelitis
MS = Multiple Sclerose
PD = Posttraumatische dystrofie
PDD-NOS = Pervasive Developmental Disorder-Not Otherwise Specified

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betekenis afkortingen
PDS= Prikkelbare Darm Syndroom
PMS= Pre Menstrueel Syndroom
RS(virus)= Respiratoir Syncytieel (Virus)
RSI = Repetitive Strain Injury
SARS = Severe Acute Respiratory Syndrome
SMA = Spinale Musculaire Atrofie
SOA = Sexueel Overdraagbare Aandoening
TBC = Tuberculose
TIA = Transcient Ischemic Attack
WKS= Wernicke-Korsakoff Syndroom 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke situatie attendeer jij iemand op een mogelijke soa?

Slide 17 - Woordweb

Op welke manier zou jij iemand informeren?

Slide 18 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Hoe sta jij tegenover alternatieve therapieën?

Slide 20 - Open vraag

Ben jij wel eens behandeld met een alternatieve therapie?
Welke alternatieve therapieën kun jij noemen?

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Alternatieve therapieën
Alle therapieën, geneesmiddelen waarvoor geen algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs is.  Ze zijn niet Evidence Based, medische effectiviteit is niet bewezen.

 Er is een grote verscheidenheid aan alternatieve geneeswijzen. Voorbeelden waarbij gebruik wordt gemaakt van alternatieve middelen zijn: homeopathie, fytotherapie en orthomoleculaire geneeskunde.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reguliere geneeskunde vs alternatieve geneeswijze
Reguliere geneesmiddelen zijn wetenschappelijk onderzocht op werkzaamheid:
- Dierproeven
- Op gezonde mensen
- Op zieke mensen
- Dubbelblind gerandomiseerd onderzoek
- Publiceren in wetenschappelijk tijdschrift → commentaar collega wetenschapper →herhaling onderzoek
- Meta-analyse

Alternatieve geneeswijzen niet bewezen → kan ook niet. 

Holistisch model → er wordt gekeken naar lichaam, geest en ziel.

Elke patiënt is anders, veel aandacht voor de patiënt als persoon
  

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homeopathie
Alternatieve geneeswijze gebaseerd op Duitse arts Samuel Hahneman

similiaregel= Behandelwijze met middelen die bij gezonde mensen verschijnselen opwekken die gelijkenis vertonen met het ziektebeeld van de te behandelen patiënt.
Het homeopathische middel stimuleert het lichaam zichzelf te genezen. Dus duidelijk verschil met reguliere geneeskunde; mbv geneesmiddelen probeert ziekten te genezen of de symptomen te verlichten.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homeopathische geneesmiddelen
Homeopathische middelen bestaan uit één bestanddeel.
Daarnaast bestaan samengestelde middelen, aangeduid met complex of compositum achter de naam.

Ook zijn er zogenoemde pentarkanmiddelen, die bestaan uit 5 homeopathische bestanddelen, zijn combinatiemiddelen met als taak: ziekte af te weren, persoon te beschermen en ziekte te genezen.


Slide 25 - Tekstslide

Het basismateriaal van homeopathische geneesmiddelen kan bestaan uit planten of stoffen die een minerale of dierlijke oorsprong hebben.
Homeopathische toedieningsvormen
Dilutie (= druppels), de zuiverste vorm, bevat voor 50% alcohol, dus minder geschikt voor kinderen
Tabletten, gemaakt uit verwrijving met melksuiker en vooral bedoelt voor onoplosbare stoffen
Globuli (= korrels), rietsuikerkorrels gedrenkt in gepotentieerde vloeistof/oplossing, vaak bedoeld voor kinderen.

Potentiëren gebeurt in stappen van 1 op 10 (D-potenties), 1 op 100 (C- of K-potenties) of 1 op 50.000 (LM- of Q-potenties). Achter de Latijnse naam van het geneesmiddel staat de verdunning, bijvoorbeeld Arnica D3.
Ø = oertinctuur, van daaruit wordt verdund



Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fytotherapie
Er bestaan twee vormen van fytotherapie: de reguliere en complementaire vorm.
  • Reguliere fytotherapie: Bij deze vorm wordt gebruikgemaakt van onderdelen van planten waarvan de reguliere geneeskunde de werking erkent, zoals Ginkgo Biloba. Ginkgo is een geregistreerd geneesmiddel dat wordt gebruikt om de bloeddoorstroming bij etalagebenen te stimuleren.
  • Complementaire fytotherapie: Dit zijn tabletten, crèmes en oogdruppels die bestaan uit onverdunde extracten van planten.



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overeenkomsten homeopathie & fytotherapie
  • Beiden maken gebruik van natuurlijke grondstoffen, delen hiervan in ruwe of bewerkte staat.
  • Het lichaam breekt alle stoffen die bij deze alternatieve geneeswijzen gebruikt worden in zijn geheel af.
  • Homeopathie en Fytotherapie worden allebei gekenmerkt door weinig tot geen bijwerkingen.



Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillen homeopathie & fytotherapie
  • Homeopathie gaat uit van het similiaprincipe ->een middel, dat bij gezonde mensen bepaalde klachten oproept, zieke mensen met diezelfde klachten kan genezen
Fytotherapie gaat uit van contrariaprincipe ->een ziekteverschijnsel met middelen met een tegengestelde werking moet bestrijden
  • In tegenstelling tot Fytotherapie maakt homeopathie ook gebruik van dierlijke en minerale grondstoffen.
  • Homeopaten en fytotherapeuten verschillen ook in de benadering van het gezondheidsprobleem. Homeopaten kijken niet alleen naar de specifieke klacht, maar naar het gehele lichaam. Bij Fytotherapie ligt de focus meer op het fysieke ongemak.
  • Bij homeopathie wordt gebruikgemaakt van verdunde producten, terwijl dit bij Fytotherapie niet het geval is.




Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies