31-01 / 04-02

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

BUENOS DÍAS A TODOS

¿Quién soy yo?

¿preguntas?

¿Qué vamos a hacer hoy?

Werkwoorden -ar

Werkwoorden -er

Werkwoorden -ir

¿Qué aprendiste en la clase anterior? (Wat leerde je in de vorige les?)

Regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Los verbos

Maak bij 3.1 de opdracht

(blz 27)

Schrijf in het Spaans:
ik, jij, ... , ... , ...

Filmpje

vul de lijsten verder aan op blz 29

Maak 1 en 2 ook

Ejercicios 3.3

Maak opdracht (blz 30) zoals aangegeven

Bij onregelmatig zet je de woorden die niet in de andere 3 rijen passen

Hele ww

vender, vivir , estudiar, hablar, aprender, buscar, ser, trabajar

Welke is goed?

1. tú te llamo
2. yo me llamas
3. yo me llamo
4. tú se llama

Hoe vraag je iemands naam?

1. ¿cómo tú llama?
2. ¿cómo te llamas?
3. ¿tú llamas cómo?
4. ¿cómo llamas?

Wat betekent: el coche bonito

1. de grote auto
2. de mooie trein
3. de grote trein
4. de mooie auto

Hoe zeg je: ik houd van voetbal

Hoe zeg je: ik geloof van wel

HABLAR

COMER

VIVIR

habl

habl

habl

habl

habl

habl

com

com

com

com

com

com

viv

viv

viv

viv

viv

viv

- o

- o

- o

- as

- amos

- a

- áis

- an

- es

- es

- e

- emos

- en

- éis

- e

- imos

- ís

- en

¿Qué has aprendido hoy?
Wat heb je vandaag geleerd?

DEBERES - HUISWERK

Leren

-AR     -ER     -IR

en filmpje kijken -->