Apotheekbeheer les 3

Apotheek beheer les 3
Apotheek inrichting
Bestelsystemen
Binnen gekomen bestellingen verwerken
controle systemen
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Apotheek beheer les 3
Apotheek inrichting
Bestelsystemen
Binnen gekomen bestellingen verwerken
controle systemen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen van de Cursus
  1. Kun je Wet- en regelgeving rond diergeneesmiddelen toepassen.
  2. Kun je  de belangrijke begrippen (kanalisatie, off-label use, wachttijd, KKM, IKB) uitleggen.
  3. Eisen voor opslag, administratie en verstrekking benoemen.
  4. Bestel- en voorraadbeheer uitvoeren.
  5. Antibioticagebruik en milieubelasting toelichten.

Slide 2 - Tekstslide

Planning

Slide 3 - Tekstslide

Eind resultaat
- Lesopdrachten bundel : Je kunt een extra punt voor de toets verdienen als je opdrachtenbundel volledig en goed is ingevuld. 
Alle opdrachten moeten uitgewerkt zijn, met meerdere zinnen waar dat kan. Ik kies willekeurig drie vragen om te controleren. Deze zijn correct en volledig beantwoord.

- Toets: met open, gesloten en dosering berekenings vragen.

Slide 4 - Tekstslide

Apotheek inrichting
Voor dit onderdeel maken we gebruik van het Animalis boek: Werken met dieren en Werken in een dierenartsenpraktijk.

en de online module: Werken in de apotheek

Slide 5 - Tekstslide

Na de les van vandaag
  1. Apotheekinrichting herkennen en voorbeelden uit de BPV benoemen.
  2. Bestelsystemen uitleggen, zoals het minikaartjessysteem.
  3. Voorraad berekenen met ijzeren voorraad en bestelhoeveelheid, rekening houdend met seizoensinvloeden en aanbiedingen
  4. Voorraad efficiënt beheren, zodat verspilling wordt voorkomen.
  5. Binnengekomen bestellingen verwerken en de juiste administratie bijhouden.
  6. Controles uitvoeren op houdbaarheid, verkoopdata en temperatuur.

Slide 6 - Tekstslide

Apotheek inrichting

Slide 7 - Tekstslide

Animalis
Lees hoofdstuk 5.4 van het boek.

De apotheek inrichten en maak de vragen uit de online module: Werken in de apotheek
timer
45:00

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wie deed op stage de bestelling en via welk systeem werd dit gedaan?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Animalis
Lees hoofdstuk 5.6 van het boek.

Voorraadbeheer

Slide 14 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk om met een minimumvoorraad te werken
A
Dan weet je zeker dat je altijd te veel hebt
B
Het voorkomt onnodige opslagkosten en verlies door verlopen medicijnen
C
Het verlaagt de inkoopprijs automatisch
D
Op deze manier kun je makkelijker medicatie in bulk inkopen.

Slide 15 - Quizvraag

Waarom is een goede medicijnvoorraad belangrijk?

  1. Controle en overzicht: Je moet altijd weten wat je op voorraad hebt en wat er gebruikt is.
  2. Voorkom geldverlies: Middelen die verlopen of niet meer gebruikt worden, kosten geld.
  3.  Wettelijke regels: Je mag geen verlopen medicijnen bewaren of gebruiken. Je kunt hier zelfs een boete voor krijgen.
  4. Zorg voor dieren: Je wilt altijd de juiste medicijnen in huis hebben voor noodgevallen en behandelingen.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe kun je verspilling van medicijnen door verlopen houdbaarheidsdata verminderen?

A
Door medicijnen in bulk in te kopen
B
Door oude producten onderaan de plank te leggen
C
Door regelmatig de vervaldata te controleren
D
Door de verwarming in de opslag hoger te zetten

Slide 17 - Quizvraag

Wat kost geld als je medicijnen op voorraad hebt in een apotheek?
A
Opslagruimte en verzekering
B
producten die over datum gaan
C
Aanschaf van producten
D
Alle 3 de antwoorden

Slide 18 - Quizvraag

Belangrijke kosten waar je rekening mee moet houden:
  1. Renteverlies: Geld dat in voorraad zit, levert geen rente op.
  2. Verzekering: Je betaalt premie over je voorraad.
  3. Opslagkosten: Denk aan ruimte, energie en onderhoud.
  4. Kwaliteitsverlies: Middelen kunnen verlopen of onbruikbaar worden.
  5. Waardeverlies: Soms komt er een beter middel op de markt of ontstaat er resistentie.

Slide 19 - Tekstslide

Wat zijn seizoensproducten
A
Medicatie die alleen in supermarkten ligt
B
Producten die vaker worden gebruikt in bepaalde tijden van het jaar
C
Producten die in de zomer goedkoper zijn
D
Medicijnen met een houdbaarheid van minder dan 3 maanden

Slide 20 - Quizvraag

Geef voorbeelden van middelen die een seizoensproduct zijn.

Slide 21 - Woordweb

Waarom moet je de bestelhoeveelheid aanpassen aan het patiëntenbestand?
A
Omdat dat wettelijk verplicht is
B
Zodat de bezorger minder vaak hoeft te komen
C
Om de voorraad beter af te stemmen op de werkelijke vraag en verspilling te voorkomen
D
Om ruimte te besparen bij de balie, opslag en in de opiatenkast

Slide 22 - Quizvraag

Hoe bereken je de juiste voorraad?
Ijzeren voorraad = de minimale hoeveelheid die altijd op voorraad moet zijn.
➤ Vuistregel: wat je per week verkoopt of gebruikt.
Bestelhoeveelheid = wat je bestelt als je voorraad bijna op is.
➤ Vuistregel: 4 × ijzeren voorraad (= ongeveer wat je in een maand nodig hebt).
Minimumvoorraad bereikt? Dan:
➤ Nieuwe bestelling plaatsen volgens bestelhoeveelheid.

Slide 23 - Tekstslide

Berekenen van de voorraad
Je krijgt straks een opdrachtenblad waarop je gaat berekenen wat de minimale voorraad van een product moet zijn.
timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

Nu je weet hoe je de minimale voorraad berekent, kun je ook bepalen of een aanbieding van de groothandel of leverancier voordelig is om te bestellen.

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht aanbieding
In de opdracht hiernaast ga je uitrekenen of de aanbieding voordelig is voor de praktijk, want meer voorraad betekent ook extra kosten

Slide 26 - Tekstslide

Maak ook de rest van de opdrachten

Slide 27 - Tekstslide

Slim bestellen: wanneer en hoe?
  1.  Bestel 1 of 2 keer per week, niet iedere keer als iets op dreigt te raken.
  2. Minder telefoontjes = minder werk & kosten
  3. Leveranciers geven vaak korting bij grotere bestellingen
  4.  Te vaak kleine bestellingen → extra kosten of boete bij leverancier

Slide 28 - Tekstslide

Controle systemen

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Fifo: First in, First out
  • Het oudste product (dat als eerste is binnengekomen) wordt ook als eerste gebruikt of uitgeleverd.
  • Dit voorkomt dat producten over de datum gaan.

Toepassing in de praktijk:
  • Zet nieuwe voorraad achteraan in het schap.
  • Haal voorraad voor gebruik altijd van vooraan.

Slide 32 - Tekstslide

Controle houdbaarheid na openen
  • Sommige medicijnen zijn maar beperkt houdbaar na opening (bijv. oogzalf = 28 dagen).
  • Na die tijd kunnen ze onveilig of minder werkzaam zijn.

  • Toepassing in de praktijk:
  • Schrijf de openingsdatum op het etiket of met een sticker.
  • Noteer ook de uiterste gebruiksdatum ná openen.

Slide 33 - Tekstslide

Temperatuur en opslag controleren
  • Veel medicijnen mogen niet te warm of te koud worden bewaard.
  • Denk aan vaccins of insuline.
Toepassing:
  • Controleer regelmatig de koelkasttemperatuur (2–8°C)
  • Medicatie in het schap mag vaak niet boven 25°C
  • Houd een temperatuurlogboek bij

Slide 34 - Tekstslide

Wat kan er gebeuren met medicijnen als de koelkast te warm is geworden?
A
Ze worden extra krachtig
B
Ze gaan sneller werken
C
Ze verliezen hun werking
D
Ze blijven gewoon goed

Slide 35 - Quizvraag

Tablettenstrip correct afknippen
  • Afknippen moet netjes en veilig gebeuren: geen info kwijt, geen schade aan pillen.
Let op:
  • De naam, sterkte, batchnummer en vervaldatum moeten nog zichtbaar zijn op het afgesneden stuk.
  • Gebruik een schone schaar of stripknipper.

Slide 36 - Tekstslide

Welke strip is
goed afgeknipt.
A
Optie B
B
Optie A

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Wat is het formularium?
A
Een lijst met alle medicijnen die je zonder recept mag meegeven
B
Een overzicht van alle ziektes bij dieren
C
Een bron met richtlijnen over het gebruik van medicijnen bij dieren
D
Een bijsluiter die bij elk medicijn hoort

Slide 39 - Quizvraag

Wat vind je in het formularium voor dierenartsen?
A
Alleen een overzicht van de prijzen van medicijnen
B
Informatie over doseringen, bijwerkingen en wanneer je een middel wel of niet mag gebruiken
C
Alleen bijsluiters van humane medicijnen
D
Alleen een lijst van verboden middelen

Slide 40 - Quizvraag

Wat betekend 1e, 2e, 3e keus Antibiotica?

Slide 41 - Open vraag

Wat zijn 1e, 2e en 3e keus antibiotica?
1e keus: Ze werken meestal goed, hebben weinig bijwerkingen en weinig risico op resistentie.
2e keus: Gebruik je als 1e keus niet werkt of niet mag bij een bepaald dier.
3e keus Alleen gebruiken als het écht nodig is. Ze zijn vaak sterker en belangrijk voor mens én dier. Gebruik is vaak beperkt! en voorschrijven na SWAB of Bacteriologisch OZ (ABG)


Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

In de praktijk:
Stickers aanbrengen in de apotheeklades
Kleurcodes voor 1e / 2e / 3e keus
Makkelijk herkennen en risico’s beperken

Slide 44 - Tekstslide

Je hebt een antibioticum met een rode sticker. Wat doe je?
A
Zonder overleg meegeven
B
Alleen meegeven bij spoedgeval
C
Overleggen met de dierenarts en controleren in het formularium
D
Altijd weigeren

Slide 45 - Quizvraag

Slide 46 - Tekstslide